Katja Urban: schrijven en leven

Schrijfster, biografe, schrijfcoach, schrijfdocente en verhalenvertelster



dinsdag 21 december 2010

Nieuwjaarsvuur


Een dagboekblaadje dwarrelt omhoog,
steeds hoger boven de vlammen
van ons Nieuwjaarsvuur.
Waar gaat het heen?
Was het ‘t blaadje met mooie momenten
of dat met de moeilijke?
Het andere blaadje kleurt geel, rood
en ten slotte wit,
gekoesterd, gerimpeld, kromgetrokken
en verteerd door de vlammen
van ons Nieuwjaarsvuur.
De vlammen zuigen nieuwe dagboekblaadjes aan
nog onbeschreven,
maar gekleurd door de warmte
en het licht
van ons Nieuwjaarsvuur.

Een kerst vol licht en een vurig Nieuwjaar!

vrijdag 10 december 2010

Kerst in mindere tijden

Ook mijn moeder wil haar memoires door mij laten optekenen voor haar kinderen en kleinkinderen. En dan opent zich een wereld waarvan ik flarden wel eerder had gehoord, maar die nu in een context, in een groter geheel klonken. Haar woorden werpen licht op hoe zij en haar familieleden de mensen zijn geworden die ik ken. Ik voel de verbondenheid met mijn familie groeien. Een detail over kerst.

Ze laat voorwerpen zien die ze heeft bewaard van vroeger. Een vergeelde, geborduurde boekenlegger, gemaakt van een versleten kledingstuk en restjes garen van andere, uitgehaalde, versleten kledingstukken. Of een babyhemdje, op dezelfde wijze gemaakt en versierd. Haar tante had haar verteld dat het cadeautjes waren die ze met kerst had gekregen toen ze in het concentratiekamp in Nederlands-Indië zaten, tijdens de Tweede Wereldoorlog. Uit de woorden van haar tante en de voorwerpen zelf, leidde mijn moeder af dat zelfs wanneer je in een concentratiekamp zit en haast niets meer hebt, er blijkbaar toch behoefte is om kerst te vieren en elkaar cadeaus te geven. Boeken hadden ze niet, dus de boekenlegger was blijkbaar bedoeld voor betere tijden. Babykleertjes waren natuurlijk een geschenk uit de hemel voor een tante die volkomen onverwacht in een kamp belandde met de pasgeboren baby van haar net na de bevalling overleden schoonzus. De baby was mijn oom Bernhard en mijn moeder, de oudere zus van oom Bernhard, was toen twee. Ze zijn altijd bij die tante blijven wonen.

Ook later had tante het nooit breed. Maar door in eigen tuin allerlei groenten, fruit en bessen te kweken, was er altijd fruit en groenten. Wat niet lang kon worden bewaard, werd in wekpotten geweckt en het hele gezin moest meehelpen bij dat proces. In de zomer plukten ze in het bos bramen, vossebessen en bosbessen, in de herfst paddestoelen en kastanjes. En zo kon het gebeuren dat een kerstdiner bestond uit zelf gemaakte groentensoep, gekweekte groenten met zelfgemaakte cranberrycompote, een heel klein stukje goedkoop vlees met veel paddestoelen en kastanjes, gegratineerde aardappeltjes en als toetje een zelf gemaakte gelatinepudding van zelfgemaakt bosbessensap met een toefje room. Super chique aan een feestelijk gedekte tafel, maar super goedkoop. Cadeaus? Altijd verantwoord en goedkoop en nooit meer dan één cadeau per persoon. Een informatief of literair boek voor de kinderen, al dan niet tweedehands of uit een aanbieding gevist. Een fles zelf gemaakte bisschopswijn of zelf gemaakte vruchtenlikeur voor de groten. Of een zelfgemaakt kerstversiersel. En tante was een overtuigd socialiste: geloof was opium voor het volk, dus de kerk kwam niet aan de kerst te pas. Kerst was gewoon een gezellig mid-winterfeest.

Ik herkende dat beeld van de tijd dat mijn eigen moeder na haar scheiding moest rondkomen van een part-time salaris als schoolmaatschappelijk werkster. We kweekten dan wel geen groenten meer in de tuin, maar nog wel allerlei bessen en druiven en die werden allemaal gegeten of verwerkt. En ook mijn broer en ik gingen graag mee het bos in om kastanjes, bramen, bosbessen en paddestoelen te zoeken. We wisten precies wanneer wat waar in het bos groeide. En ook onze kerstdiners leken in die tijd verdacht veel op wat ma vertelde over haar jeugd. Dat we het toch iets breder hadden dan mijn moeders 'ouderlijk gezin' vroeger, bleek uit de cadeaus: nooit tweedehands, maar nog steeds verantwoord en betaalbaar. Nooit computerspelletjes of plastic speelgoed en snoepgoed alleen met Sinterklaas en dan nog liefst zelfgemaakt (speculaas, boterletter, borstplaat). Dan wist je tenminste zeker dat er geen troep in zat. Zelf gebreide sjaals en truien hoorden ook tot de mogelijkheden. Nog steeds koop ik in november op de markt een pond amandelen om cadeau te doen aan mijn moeder, in de hoop dat ze dan met kerst met kerstkrans voor bij de koffie komt. Van zelf gemaakt bladerdeeg gevuld met zelfgemaakt banketspijs; lekkerder dan welke banketbakkerij ze ook kan maken. En zelfs nu ze een hersenbloeding heeft gehad, maakt ze ze nog steeds.

Familiebezoek met kerst stond in mijn en mijn moeders kindertijd nooit op het programma. Het was gewoon geen gebruik in onze familie, dus als er spanningen in de familie waren, legden die geen extra druk op het kerstdiner. Familiebezoekjes legde we af op verjaardagen. Wel hadden we op Tweede Kerstdag vaak studievrienden van ma over de vloer of gingen we daar zelf heen. Dat was altijd gezellig, want die hadden meestal kinderen van onze leeftijd. Dat mijn broer, mijn moeder en ik samen een kerstdiner maken en nuttigen, is altijd een fijne traditie gebleven, maar de deelnemers aan het diner zijn de afgelopen jaren gegroeid. Mijn broer brengt zijn zoontje mee en ik mijn man, zoontje en schoonmoeder. Ondanks dat mijn broer en ik inmiddels een goed inkomen hebben, is er aan het diner en de cadeaus eigenlijk nooit iets veranderd. Zo moge het zijn.

Fijne kerst!

Deze blog heb ik geschreven op verzoek van Joyce Spitters: http://hirundo-therapie.blogspot.com/2010/11/kerst-alsjeblieft-zeg-tips-en-steun.html

vrijdag 26 november 2010

Een boek groeit

Geen inspiratie? Schrijversblok? Het idee voor uw boek niet rond krijgen? Tip van de week: gewoon beginnen, want het groeit vanzelf!

De afgelopen weken zat ik in mijn maag met een boek dat ik voor een klant moet gaan schrijven. Een boek over een heel specifiek product, gecombineerd met het levensverhaal van de eigenaar/directeur. Dat is op zich al een uitdaging, want hoe koppel je het product aan een levensverhaal? Maar vanuit het denkkader van een biografe lag die link voor de hand: ik zou in het eerste interview steeds weer aansturen op de vraag "Wat is er in je leven gebeurd dat dit product je zo raakt? Dat het een passie is geworden? Dat je er een gevecht voor wilt aangaan met de gevestigde concurrentie?" Ik vermoed dat er in verschillende levensfasen aanknopingspunten liggen die deze gepassioneerdheid verklaren, ja, zelfs een logische stap doen vormen. En ik hoop dat als ik die aanknopingspunten kan vinden, ik ook een manier kan vinden om de productfoto’s met hun beschrijvingen in een logische volgorde kon plaatsen. Misschien tussen flarden van het levensverhaal heen, misschien apart in twee boekdelen, misschien nog anders.

Ter voorbereiding op het eerste interview, bladerde ik in catalogi van concurrenten en struinde ik het internet af. Enerzijds om kennis te maken met het product en de wereld daaromheen en anderzijds om met de vraag te kunnen stoeien hoe ik het nieuwe boek onderscheidend van de concurrentie kon maken. Nee, niet onderscheidend, maar met kop en schouders erbovenuit stekend en het daarmee ook interessant makend voor nieuwe doelgroepen. Dat het meer dan een catalogus zou worden door het levensverhaal, was al een eerste stap. Maar dan? In de catalogi van de concurrentie vond ik de productfoto’s technisch prachtig, maar verder ronduit saai en eentonig. Wat was het verhaal achter elk product? Wat kun je ermee? Wat vertelt het je? De fotografen waren allemaal mannen met oog voor techniek. Ik plaatste een vraag erover op LinkedIn in een discussiegroep waar veel fotografen in zaten, en kreeg gelukkig tal van reacties dat het anders kon. Alsof het zo moest zijn, bood een lokale fotografe wiens creatieve werk ik eerder had bewonderd, aan om eens met mij te brainstormen en voorbeelden te bekijken. Ik raakte enthousiast. Tal van mogelijkheden om het levensverhaal van de man en de verhalen van de producten binnen de rode draad van zijn passie vorm te geven stuiteren door mijn hoofd.

Ik heb nog geen letter op papier en wil nog een boel lezen over de achtergronden van het product. Want als verhalenverteller, geprikkeld door de ideeën van de fotografe, speel ik intussen ook nog met een ander ideetje: per productcategorie een piepklein fictieverhaaltje over de betekenis van zo’n product in het leven van bijvoorbeeld een meisje dat boos is op haar mama. Vijf regels. Of over het product in het leven van een vrouw die zich verheugt op de komende 18e verjaardag van haar zoon. Of nog anders. En dan een foto erbij van het product met een model op de achtergrond die bijvoorbeeld de hoofdpersoon uit dat fictieverhaaltje zou kunnen zijn. Of een accessoire uit dat verhaaltje. Of een symbool uit het verhaaltje als achtergrond: aarde of vuur of water?

Ik zie het boek weer helemaal zitten. Van een blok in mijn maag is het in een paar dagen uitgegroeid tot een bron van ideeën vol potentie.

Nu nog mijn klant overtuigen…

vrijdag 19 november 2010

Klaasdichten

De tijd van het zoeken naar rijmwoorden in een ritmische kadans is weer aangebroken. Eén ding heb ik door de jaren heen wel geleerd: een schrijfster van biografieën en verhalen is niet automatisch een begenadigd dichteres. Wat kan ik me in de poëzie toch een krakkemikkige amateur voelen.

Zo niet als kind, dus misschien moet ik weer eens op zoek naar het kind in mezelf. In mijn kinderdagboeken staan ellenlange lappen van Klaasgedichten volgestouwd met grappen en grollen over mijn slachtoffer uit de familiekring. Ik herinner me dat ik direct na het trekken van het lootje begon met het samenstellen van een zwartboek. Daarin schreef ik alle dingen die mijn slachtoffer dat jaar had uitgevreten of die hem waren overkomen en waar ik maar enigszins de draak mee kon steken. Ook het verlanglijstje hielp: een moeder die om degelijke, witte, linnen zakdoeken vroeg, kon uiteraard rekenen op een uitgebreide poëtische verhandeling over hoe zij zich ’s ochtends vroeg ontdeed van het nachtelijk opgehoopte lichaamsslijk. Misschien wel verpakt in een enorme hoestbonbon als surprise met een handleiding erbij voor een hilarische zoektocht naar de best werkende anti-hoest snoepjes waar je niet dik van werd. Er zal vast een uitgebreid assortiment van het genoemde snoep in de surprise hebben gezeten.

Dat had ik natuurlijk niet van een vreemde. Mijn familieleden deden niet voor me onder. Ik herinner me dat ik als kind vaak waardevolle dingen kwijt was: mijn viool in de schoolbus laten liggen, mijn horloge van het nachtkastje onder het matras verdwenen, een jas bij een vriendinnetje (in Duitsland) laten liggen, etc. Dat kwam mij op een enorme pot ‘vergeetpillen’ te staan met uiteraard een doktersrecept erbij vol grappen over mijn vergeetdelicten.

Maar hoe zetten wij vroeger nou zo’n doktersrecept of handleiding in elkaar? Ik herinner me dat de limerick favoriet was: een vast ritme en rijmschema, dat je alleen nog maar hoefde te vullen met woorden. Eén grap per couplet. Een woorden- of synoniemenboek kwam er nooit aan te pas; mijn kinder- en jeugdboeken vormden een rijke bron van inspiratie.

OK. Terug naar 2010. Zo moet het dus. Maar ik moet wel toegeven dat ik als kind veel meer tijd had voor het afwerken van dit soort protocollen. Alhoewel… Hoeveel avonduren spenderen wij in een doorsnee week voor de buis? Vol goede moed aan de slag, dus. U ook?

Er was eens een Tim in zijn tuintje
die krabde vol schrik op zijn kruintje.
Wat was het geval?
Een slak op zijn bal?
… eh… hoe kom ik nou uit bij dat varkentje van marsepein...

Succes!

donderdag 11 november 2010

Van CV, jongensboek of melodrama tot machtig boek

Sommige mannen die voor het eerst de pen opnemen om hun autobiografie te schrijven, schrijven iets dat lijkt op een jongensboek: alle dolle avonturen achter elkaar opgesomd met vooral veel bravoureverhalen over hoe ze elk gevaar wisten af te wenden. Of ze schrijven een soort curriculum vitae: een opeenvolging van wapenfeiten die ze als zakenman voor elkaar boksten. Sommige vrouwen daarentegen schrijven damesromans of melodrama’s: ze kunnen tot herhalens toe uitweiden over hun verlangens of verdriet of boosheid om wat hen is aangedaan en hoe ze daar vervolgens mee omgingen.

Nee, ga u nu niet angstvallig afvragen in welke categorie ik u indeel, want daar schiet niemand iets mee op. De waarheid is dat er in al die verhalen vaak echt een machtig mooi boek schuilt. Spannend, meeslepend, waardevol voor lotgenoten en hun naasten, inspirerend voor hen die nog aan het begin van hun leven staan. Maar dan…

Hoe doe je dat nou eigenlijk? Wel uw emoties in het boek verwerken opdat de lezer kan meeleven, maar ook weer niet zodanig overdrijven dat het tot irritaties leidt of zelfs onbedoeld op de lachspieren gaat werken. Zoals te doen gebruikelijk in de schrijverij, is er geen goed of fout in deze. Wel heeft elke keuze een effect en welk effect wilt u bewerkstelligen?

“Ik werd woedend”, is voor elke lezer duidelijk, maar verder zegt het niet zoveel. De lezer zal zich afvragen ‘Ja, en wat deed je met die woede of wat deed de woede met jou?’
“Woedend schreeuwde ik door mijn tranen heen dat ze haar kloteopmerkingen voortaan maar in d’r reet moest steken. Stampvoetend liep ik eens en voorgoed het kantoor uit.”, laat niets meer aan de lezers fantasie over. En als u verderop nog wat van dat soort emotionele beschrijvingen verwerkt, dan neigt het al gauw naar een melodrama.
“De aderen bij mijn slapen lieten hun geklop voelen”, geeft een gedetailleerd beeld, waar de lezer de rest bij mag fantaseren.
“Daarop verliet ik het smetteloze kantoor. Tot op heden heb ik er nooit meer een voet gezet”, zegt niets over de emotie, maar de lezer kan helemaal meeleven met de conclusie. Bovendien geeft u hem de ruimte om zijn eigen fantasie aan het werk te zetten voor de beelden en niet vermelde woorden.
En zo zijn er vast nog meer methodes te bedenken. Welke is de uwe? Welke past bij uw verhaal en verteltrant?

Veel schrijfplezier!

maandag 25 oktober 2010

CV = ik


Laatst werd ik sinds tijden weer eens om een cv gevraagd. Ik graaf in mijn bestanden en jawel ik vind een oud cv. Bij opening ben ik aangenaam verrast: wow! Ik zie een foto van mijzelf als kind, geamuseerd luisterend naar mijn opa die vertelt over een poppetje. Rechts onderin een recentere foto als klein inzetje. Bovenin mijn slogan annex ambitie annex passie naast mijn logo, in het midden mijn ervaring en ergens onderin de basis: mijn opleiding. Alles in de gele kleur en het lettertype uit mijn huisstijl (nou ja, bijna). Heel simpel in Word opgemaakt. Het kan nog creatiever, bedenk ik me, en tegenwoordig zou ik het in Publisher doen, maar dit is een goed uitgangspunt.

Ik word er blij van, want ik had er eigenlijk op gerekend dat ik een saai standaard opgemaakt cv zou moeten updaten. Maar dit cv maakt mij enthousiast: dit ben ik, het straalt uit wat ik wil zijn en toont tegelijk de basis van waaruit ik werk. Eigenlijk zou ik iedere sollicitant een cv toewensen die dit gevoel oproept.

donderdag 14 oktober 2010

Met Tim is alles goed

Onze kleine Tim was vanochtend weer een heerlijk vrolijk ventje, totdat het tijd werd om naar het kinderdagverblijf te gaan.
8.25 uur.
Uit zichzelf vraagt hij op vrolijke toon:
“Berenstad?”
Ik zeg enthousiast “Ja, ga je mee?”
“Ja!”
Tim stuift naar zijn auto’s en gaat spelen.
“Tim, volgens mij is de Berenstad die kant op. Je wilde toch mee?”
“Ja!” en hij pakt nog een auto.
"Wil Tim alleen thuis blijven? OK, gaat mama alleen naar de Berenstad. Dag!"
"Tim toch mee! Tim toch mee!"
Maar hij rent niet zoals gewoonlijk in mijn armen. Hij pakt nog een auto. Ik loop naar hem toe en pakt een handje.
“Kom, Tim, we gaan een jasje aantrekken.”
“Opruimen! Opruimen!”
“Oh, wat goed; ruim eerst de auto’s maar op, dan.”
Nadat de auto’s weer keurig in de doos liggen:
“Poepen! Wc!”
Zucht. Hij had vanochtend vroeg toch al keurig een plasje en een poepje op de wc gedaan? Terwijl ik zijn broekje naar beneden trek, ruik ik de poep in zijn luier al. Zucht. Ik til hem op en neem hem brullend mee naar boven, naar de commode.
“Wc! Wc!”
“Ja, Tim, maar je billen zitten helemaal onder de poep; zo kun je niet op de wc. Mama gaat eerst je billen schoon maken.”
“Wc! Plassen! Wc!”
Ik maak de billen van een brullend ventje schoon en even later zit Tim met schone billen op de wc.
8.30 uur
“Tim, we hebben geen tijd meer voor een boekje. Snel plassen en dan gaan we weg. Mama trekt vast haar jas en schoenen aan.”
“Boekje lezen! Boekje lezen!”
“Heb je al een plasje gedaan?”
“Pshshshsh!” zegt Tim.
Ik trek mijn jas en schoenen aan.
“Boekje lezen! Boekje lezen!”
“Nee, Tim, daar hebben we geen tijd meer voor, we moeten naar de Berenstad. Heb je al een plasje gedaan?”
“Pshshshsh!” zegt Tim.
Er gaat duidelijk geen plasje komen.
8.35 uur
“Jij hoeft helemaal niet te plassen, hè? Kom, mama gaat je broek aantrekken en dan gaan we.”
“Plassen! Plassen!”
Brullend krijgt Tim een schone luier en een broek aan. Hij blijft brullen als we buiten komen en dat komt me op een dikke grijns van de buurman te staan, ook een jonge papa. Pas als de busbaan begint te rinkelen is Tim weer in zijn element.
8.40 uur
“Tingeling, busje aan!”
Het gaat goed tot we de busbaan overgestoken zijn, want bussen kijken is een favoriete bezigheid. Maar voorbij de busbaan begint een nieuw ritueel: bij iedere tingeling blijft Tim stil staan, draait zich om en zegt:
“Tingeling! Busje aan, kijken!”
“Tim, je mag nog één keer kijken en dan gaan we stappen. Niet meer stilstaan en bussen kijken. Die zijn er vanmiddag ook weer.”
Samen kijken we naar een voorbij sjezende groene bus, een rode en een wit-grijze. We benoemen de kleuren en of het een grote of kleine bus is. Dan springt het voetgangerslicht weer op groen.
“Zeg maar: dag bus!”
Tim laat zich meetronen, maar bij de eerstvolgende tingeling, staat hij weer stil en draait zich weer om.
“Kijken!”
“Nee, Tim, nu gaan we stappen.”
Tim gaat op de grond zitten met een dikke grijns.
“Tim, als je nu niet snel gaat staan en stappen, gaat mama je dragen.”
Tim blijft triomfantelijk zitten. Ik tel tot drie en til hem op.
“Zelf stappen! Zelf stappen!”
“Nee, Tim, mama heeft je laten kiezen tussen zelf stappen of blijven zitten en gedragen worden, en jij koos voor zitten blijven. Dan gaat mama je dragen.”
“Zelf stappen, zelf stappen!”
Ik draag een brullend jongetje tot aan de bakker. Die staat net broodjes in zijn bestelbus te laden.
“Kijk, Tim, de bakker laad zijn broodjes in de auto. Die gaat hij naar de mensen brengen.”
Tim kijkt met nog een paar tranen op zijn wangen. Om 8.50 stappen we eindelijk de Berenstad binnen. Juf Nadie:
“Is alles goed met hem?”
“Ja, hoor!”
Met Tim is alles goed. Maar mama moet het ochtendritueel eerst even van zich afschrijven, voordat ze zich kan concentreren op de offertes die vandaag moeten worden geschreven.

vrijdag 8 oktober 2010

Schrijven is logica, kinderen ook

Op mamadag liepen kleine Tim en ik weer eens tegen de logica van het schrijven aan. Het consultatiebureau houdt spreekuur tussen één en vier in de middag. Ook de kinderboerderij houdt dergelijke openingstijden aan. Tim slaapt elke middag tussen één en vier, net als bijna elke andere peuter. Tja. De kinderboerderij kunnen we inruilen voor andere activiteiten, maar het consultatiebureau niet. Brullen, dus, toen ik de kleine man na een uurtje slapen wakker maakte: "Slapen! Slapen!" Pas toen hij de wind door zijn haren voelde, bedacht hij dat hij nu lekker buiten mocht stappen en bedaarde hij. Toch kostte het mama nog behoorlijk wat tact en inventiviteit om het moeie kereltje ertoe te verleiden om de speloefeningen van de kinderarts uit te voeren. Troost: na afloop mocht ie doorstappen naar de kinderboerderij: "Geitjes! Geitjes!"

Wat heef Tim te maken met de logica van het schrijven? Alles. Het is gewoon een staaltje aanpassen aan je doelgroep. Van de week ontving ik een boekje van een klant met de vraag of ik ideeën had hoe ze in een herdruk de boodschap duidelijker konden laten overkomen. Al lezend op de bank, noteer ik mijn commentaar puntgewijs in een kladdocumentje op mijn smartphone. Na lezing bleek mijn opsomming het onderwerp van studie aardig te tekenen: de opsomming was net zo'n onoverzichtelijke brei van info als het boekje zelf. Wel vond ik het boek boeiende materie die de lezer echt verleid om uit te vissen waar het heengaat, maar pffft, daar moest je als lezer wel wat voor over hebben. Hoe kon ik mijn commentaar helder opschrijven, zodat de klant er een beter boek van kon maken? Schools begon ik waar ik heb geleerd dat elke communicatie-uiting moet beginnen: wie is de doelgroep, wat is hun informatiebehoefte en wat is het doel van de klant?

Toen ik dat eenmaal op een rijtje had, vielen de puzzelstukjes als vanzelf op hun plek: als je wilt dat de doelgroep verder leest, moet je beginnen met een teaser die de doelgroep recht in het hart raakt, dan een herkenbaar voorbeeldlevensverhaal als eerste hoofdstuk. Als je wilt dat de doelgroep inzicht krijgt in Y, moet je vervolgens ... En zo kon ik op een heldere, vloeiende manier de mijn rommelige opsomming herstructureren tot een goed advies.

Als het consultatiebureau geen monopolie had, zouden ze waarschijnlijk de peuters in de ochtend laten komen, de kleuters in de middag en de baby's in overleg met de moeders tussendoor. De vele part-timers onder de verpleegkundigen en kinderartsen kunnen vervolgens naar eigen wens intekenen op de spreekuren van de verschillende consultatiebureaus in de wijken (er zijn er zat, lijkt me) en zo hun eigen rooster samenstellen. Nu nog de kinderboerderijvrijwilligers overtuigen...

donderdag 2 september 2010

Tranen en Parels

Dat is toch de titel geworden van de autobiografische roman van mijn nieuwe, Indische auteurs Marcelle Simon en John Tumbelaka. Ondanks mijn bezwaar van 'melodrama', hebben de auteurs mij ervan overtuigd dat het de enige juiste titel was. En ze krijgen gelijk, want de verkoop loopt.

Als twee auteurs één boek schrijven, bestaat altijd het gevaar dat de stukken van de één qua stijl mijlenver afstaan van die van de ander. Anderzijds, wanneer de één vanuit het gezichtspunt van het ene hoofdkarakter schrijft en de ander vanuit dat van het andere, dan heeft dat juist ook weer zijn versterkende effect. Gelukkig is precies dat het geval bij dit boek. Waar Lily vooral stilstaat bij haar beleving van deze heftige, onderbroken romance, vertelt Ben juist de bravouredetails over 'zijn' oorlog in Indië en hoe gebeurtenissen daarna de geliefden uiteen hielden. Ik zal eerlijk toegeven dat ik van tevoren bang was voor het effect. Toch gewaagd. En zie. Lezers bestellen bij om het aan anderen cadeau te doen.

Zo moge het zijn.

donderdag 22 juli 2010

Loslaten

Na jaren eindelijk weer drie weken op vakantie. Zelden heb ik er zo naar verlangd. Niet omdat mijn werk vervelend is, integendeel. Maar de behoefte om een paar weken ongebreideld leuke dingen te doen met man en kind, werd steeds groter.

Gewapend met blackberry in mijn broekzak, notebook en usbstick 'just in case' in de auto, was deze zzp'ster met man en kind naar de camping gereden in de verwachting steeds weer naar het digitale kantoor te worden getrokken.

Niet met Tim. Nog nooit heeft deze hyperactieve controlfreak zo vakantie gehouden: geen dagbestedingsplannen, maar luieren aan een strandje of voor de tent en vooral heel veel spelen met kleine Tim. Hij blijkt het ultieme recept om los te laten.

Even papa met Tim naar de speeltuin sturen om zelf efficiënt de tent op te zetten: "Tim helpe! Tim tent bouwe!" En dus hameren we samen haringen, rakelings langs die kleine peutervingertjes. Gelukkig is de zandgrond net boter. Pastasalade eten op een matje voor de tent: "Tim los?" Feest! Geen kinderstoel om je bij je bord te houden! Spelen! Uiteindelijk zet mama haar bord opzij om voor kinderstoel te spelen. Slapen: "Samen slapen!" Zodra Tim ontdekt dat mama naast hem slaapt, slaapt hij bezitterig met zijn arm om mama heen. Tijdens het ontbijt hoort hij een haan kraaien: "Boererij? Kijke! Geite kijke!" Gelukkig is de campingkinderboerderij om de hoek en de speeltuin ernaast: "Glijbaan! Gommelkoe! Wipwap!" Daarna zakt hij op zijn gat in het zand onder de schommel: "Sant pele!" Onder de belofte van een nog vééél grotere zandbak, verzamelen we de strandspeeltjes en stappen naar het strandje van het meertje. Hij houdt ons bezig tot hij van uitputting in een middagslaapje valt: "Kasseel bouwe! Same semme! Mama omduwe! Timmy plons! Papa plons!"

OK, enige relativering is op zijn plaats, want 's avonds gaat de blackberry wel aan om e-mail te checken, maar na twee weken staat de teller van het aantal beantwoorde berichten op vier. Ik hoop van harte dat de notebook met usbstick volgende week onaangeraakt weer van de auto naar mijn werkkamer verhuist...

woensdag 7 juli 2010

Pindaijs

Nog één week voor de vakantie en de zenuwen slaan toe. Niet alleen omdat het onze eerste vakantie met Tim gaat worden (vorig jaar waren we nog te druk met verbouwen) en ik natuurlijk overal aan gedacht wil hebben (welk speelgoed wil hij mee, reserveslaapzakje, babyfoon, babyzonnemelk, zwemvleugeltjes, etc.). Ik voel ook een aanslag op mijn innerlijke rust, omdat ik nog een boek van een klant naar de drukker wil hebben en de verwerking van de laatste correcties uiteraard meer tijd vreet dan gepland. En ik wil mijn verwaarloosde huis niet drie weken smerig wil achterlaten als bron van buurtroddels voor de buurvrouw die onze plantjes komt water geven. O, help, die moet ik ook nog vragen; kost me weer een avond koffie leuten, terwijl ik nog moet pakken, verstellen, ...

En mijn lieve echtgenoot dan? Ook hij zit op kantoor te stressen opdat zijn collega's hem drie weken kunnen missen, moet 's avonds nog de schutting afmaken opdat de buurjongens niet drie weken in een bouwput hoeven te spelen, ...

Planningsprobleempje? Tja, het lijkt van tevoren altijd zo goed gepland en uiteindelijk lukt het ook altijd. Maar voor onze gemoedsgesteldheid zou een iets ruimere planning wellicht prettig zijn. Ware het niet dat we dan vaak weer denken dat we toch zeeën van tijd hebben en nog best even dit of dat tussendoor kunnen doen of juist een weekendje naar oma kunnen of zo...

Ik vrees dat het gewoon onze manier van leven is. De familie praat nog over hoe wij ons huwelijk inclusief huwelijksreis, Tims geboorte, onze verhuizing en verbouwing allemaal in één jaar persten. Maar het heeft ook zijn pluspunten: wanneer uiteindelijk alles gelukt is, kijk je met eindeloze voldoening terug op al die mooie dingen. En op alles wat onderweg misloopt, natuurlijk.

Zo zit ik vanochtend nog giechelend achter de pc na te genieten van gisteravond. Uiteraard is het er al weken bij ingeschoten om die favoriete diepvriesstickers bij de boekhandel te halen, omdat deze zeer gewaardeerde winkel nu eenmaal niet op de dagelijkse route naar de supermarkt ligt. Maar ach, ik onthoud wel wat ik wanneer in welk bakje in de vriezer duw en een inspectie van houdbaarheidsdata hoef ik in mijn privékeuken niet te vrezen.

Terwijl ik gisteravond de strijkbout even uitzette om de wc te boenen tijdens de pauze van Nederland-Uruguay, vroeg ik mijn geliefde Alexander of hij even een toetje wilde maken van wat fruit en de twee soorten ijs die we nog in de vriezer hadden liggen. Bij terugkomst liet ik mijn portie nog even smelten terwijl ik weer een t-shirtje op de strijkplank legde, omdat ijs van -18C niet echt mijn favoriet is. Mijn wederhelft vroeg wat voor ijs het eigenlijk was en ik flapte eruit dat het restje vanille was en dat ik niet wist wat er in dat nieuwe bakje had gezeten, omdat híj dat had gekocht.
"Het smaakt notig," klonk het vanaf de bank, tien seconden later gevolgd door gevloek en ik keek verschrikt op.
"Als je nog eens pindasaus invriest in een ijsbak, ...!!!"
Onmachtig mijn opborrelende lachreflex verborgen te houden bij het boze gezicht op de bank, nam ik braaf de bakjes mee naar de keuken en probeerde het toetje te redden. Gelukig scoorde Nederland op dat moment 2-1...

dinsdag 29 juni 2010

Dag Peter

Vandaag krijgt Peter Zim Secha de laatste eer. Van zijn familie, zijn vrienden én van INOG'ers.

INOG'ers, zijn Indische lotgenoten. Die lief en leed met Peter deelden. Over opgroeien bij ouders die de Japanse concentratiekampen overleefden. Die daarna terecht kwamen in Indonesiës onafhankelijkheidsstrijd. Die hun land uit werden geknikkerd en in het vreemde, koude Holland een nieuw bestaan moesten opbouwen. Een land waar de mensen zich verschansten tussen de muren van hun huis. Waar ze geen rijst aten, maar aardappels en brood zonder kruidensausjes. Waar ze rond etenstijd niet uitgenodigd werden om mee te eten, maar waar ze gevraagd werden om na het eten terug te komen. Een land dat zelf ook net in oorlog was geweest en geen aandacht had voor die andere, verre oorlog. Waar de mensen dachten dat ze in Indië in hutjes in het oerwoud hadden geleefd, met hun vingers hadden gegeten en een of ander inheems taaltje hadden gesproken. Terwijl veel van onze ouders in grote, koloniale huizen met bedienden hadden geleefd. Belangrijke functies in landsbestuur, bij nutsbedrijven of onderwijs hadden gehad. Waar ze in Indiës rangen- en standenmaatschappij zo trots op waren geweest.

Het was niet gemakkelijk, hè Peter, om groot te worden bij ouders die zo'n verleden met zich meesleepten. Die daar niet over konden praten, omdat je in Indië nu eenmaal niet sprak over emotionele dingen. Zodat je hun regels, woedeuitbarstingen of andere gekke gedrag niet snapte. Of die uit frustratie juist alleen maar over dat verleden spraken en geen aandacht voor jou meer hadden.

Bij de INOG begrepen we elkaar en lachten we samen onze tranen weg. Wisselden we tips voor de toekomst uit. Genoten we van muziek en rijsttafels. Met vallen en opstaan zochten we ieder ons eigen pad.

Jouw pad loopt verder in onze herinneringen en in jouw tips aan ons. Daar zijn we je dankbaar voor. We hopen dat je nu rust in het licht.

Dag, Peter!

donderdag 24 juni 2010

Drama in je tekst

Twee middagen zat Katja te ploeteren op het slot van het derde bedrijf van het toneelstuk. En iedere keer was ik wel weer een stapje verder, maar vond ik het 'niet hèt'. Aan het einde van de tweede middag besloot ik: er zit niet genoeg drama in. Het verhaal kabbelt naar een ongewis einde. Dodelijk, want je wilt dat het publiek met een goed gevoel naar huis gaat na afloop van een bewogen avond. Maar wat moest ik dan voor dramatisch laten gebeuren om dat te bereiken? Ik kon niets passends met voldoende impact verzinnen. Mijn pda ringelde: vijf uur: eten koken, tafel dekken, Tim van de crêche halen, ... Mijn schrijftijd was voor die dag over.

Uiteraard bedacht ik midden in de nacht de oplossing: ik schrok ergens van wakker en terwijl ik me weer omdraaide, schoot het ineens door me heen: ik heb het karakter van de tegenspeelster niet uitgewerkt. Wie was zij? Waarom stelde ze die vragen aan mijn hoofdpersoon? Waarom wilde ze hem helpen? Platte karakters zijn saai en onmogelijk om je door te laten meeslepen. Gelukkig lag mijn pda op het nachtkastje; een paar aantekeningen en ik kon weer met een opgelucht gevoel verder slapen.

De volgende ochtend pakte ik mijn schrijfplan erbij: alle karakters stonden keurig uitgewerkt, behalve de tegenspeelster die pas in het derde bedrijf binnen komt. Die had ik ook pas halverwege het schrijven verzonnen, dus vandaar. Uiteraard wilde de tegenspeelster mijn hoofdpersoon niet uit altruïsme helpen, dat zou saai zijn. Nee, ze moest een dramatisch eigenbelang krijgen. Ik maakte van de integrerende moslima een Afghaanse vluchtelinge die zich van de Taliban nooit had mogen ontwikkelen, met natuurlijk een paar angsige herinneringen aan mislukte pogingen. Dus nu ze in Nederland was, greep ze elke kans aan. Dat ze en passant daarmee mijn hoofdpersoon wel erg confronterende vragen stelde die zijn wereld op zijn kop zouden zetten, tja... Met die plot toog ik aan het werk en uiteraard liep het schrijven vervolgens als een trein.

Mooi vak, heb ik toch!

vrijdag 18 juni 2010

Vertrouw op de wind

Steeds weer ervaar ik dat schrijven net is als vliegeren. Ik zie er enorm tegenop om de vlieger weer tegen die harde, westenwind in de lucht in te krijgen en verzin allemaal smoezen om daar nog maar even niet aan te beginnen. Nog even mijn mail checken, want de wind is niet goed. Nog even die leverancier bellen, want de zon breekt straks wel door. Maar als ik me dan uiteindelijk toch tot de orde roep, mijn Outlook afsluit, de pc off line zet, de telefoon op de voicemail, het document open, begin te lezen wat ik de dag ervoor had geschreven en dit vergelijk met mijn schrijfplan, merk ik dat de wind niet alleen maar hard westers is. Af en toe ook warm of zelfs heet oosters. Ik verken wat er door mijn hoofd waait en probeer. Een windrukje naar rechts, ok, daar ligt een idee. De wind valt even weg, ok, vlieger hoog laten staan en even thee halen. Oh, hij trekt weer aan, die dialoog kan scherper. Dan vlieg ik. Zo leer ik iedere keer weer op de wind te vertrouwen en me erdoor te laten leiden. Wanneer mijn maag begint te rommelen, zet ik zonder aarzelen de pc op standbye en ga lunchen, want ik voel dat ik de vliegerlijn zo weer kan oppakken. Toch lijkt de wind dan soms weer ineens een westerstorm en moet ik mezelf weer dwingen er doorheen te gaan om bij mijn vlieger te komen. Langs allerlei verleidelijke duinen en duinpannen om in te gaan liggen en het oplaten nog even uit te stellen.

In het schrijfplan overheerst de westenwind: per scène uitgewerkt hoe de karakters wat moeten bereiken, in hoog tempo, drama op drama. Maar steeds merk ik weer dat het schrijven zelf regelmatig de oostenwind volgt: aflandig is niet eng of altijd slecht, maar vraagt om een andere benadering en brengt soms onverwachte symbolen.

Mijn maag rommelt. Ojé.

vrijdag 11 juni 2010

Het avontuur van het schrijven

Soms schrijf ik in een paar dagen een vertelverhaal: personage verzinnen met een nare of gekke, karaktertrek, een tegenpersonage met een karaktertrek dat daar haaks op staat, een ridicuul of onmogelijk doel voor het hoofdpersonage verzinnen en gaan met die banaan. Dat is lekker overzichtelijk en altijd een succes op het vertelpodium.

Ook redactiewerk is routine: Eerst de kleine redactie terwijl ik het verhaal doorlees: alles zinnen vlot laten lopen, thema, hoofdpersonen en verhaallijnen inventariseren. Dan de grote vragen checken: kloppen de verhaallijnen en de spanningsbogen, welke onderdelen ontbreken of zijn te uitgekauwd, welk publiek zal dit aanspreken en wat moet er voor hen nog anders, etc.?

Maar dit toneelstuk bezorgt me al weken heel wat meer hoofdbrekens. Misschien omdat de plot van de onderliggende roman een gecompliceerd mensenleven betreft. Misschien omdat er veel tegenpersonages in rondwandelen. Steeds weer als ik wat scènes heb staan, bekruipt me het gevoel verder te moeten versimpelen. Het wordt anders te versnipperd en daarmee te kabbelend, te weinig groot drama. Steeds weer terug naar mijn schrijfplan en weer aanpassen. Dan weer die nieuwe aanpassingen uitschrijven. En weer. En weer. De romanauteur wordt ongeduldig. Ik voel zijn hete adem in mijn nek. De boodschap die hij wil overbrengen, vraagt om een meervoudige plot. Is dat wel verstandig? Hoe houd ik het simpel en adembenemend? Hij wil ook nog humor. Arrrgghh! Regelmatig vlucht ik in het beantwoorden van niet-dringende e-mails, het schrijven van mijn blog, huishoudelijke klussen, ... En dan raap ik mezelf bij elkaar en ploeter weer een paar uur. Het vordert, maar veel en veel langzamer dan mijn andere schrijfwerk. Ik moet mezelf tevreden stellen met één à twee redelijke scènes per dag. Groempf.

donderdag 10 juni 2010

De mallemolen van een beroerte

Terwijl ik twee weken geleden krijgertje speelde met kleine Tim, ging de telefoon
"U spreekt met Henk, verpleegkundige in het Gelderse Vallei Ziekenhuis in Ede."
"Mama! Pakke!"
"Uw moeder is hier vanmiddag opgenomen nadat zij zich onwel voelde."
"Mamaaa! Pakke!"
"Zij heeft een bloeding in het hoofd gehad."
"Maaaaaama!"
"Momentje, alstublieft."
Ik pak Tim op, poot hem boven op papa's schoot achter de pc, maak het gesprek af, bel mijn broer en ma's beste vriendin.

In de auto naar het ziekenhuis heb ik pas tijd om te voelen en ik krijg bijna geen lucht meer.
"Ik wil je nog niet kwijt, mama!" snik ik als een klein meisje.
Ik bel mijn beste vriendinnen en krijg weer een beetje lucht. Uiteraard vertellen zij over lotgenoten die na een hersenbloeding na twee weken weer op hun werk verschenen. Gek genoeg geeft dat toch hoop, hoewel ik nog niets weet over mijn moeders prognose.

In het ziekenhuis volgt de confrontatie met een voorheen topfitte oppasoma die er nu ineens uitziet als een stokoude, vermoeide vrouw. Haar immer aanwezige giechel heeft plaats gemaakt voor onzekerheid. Ze zoekt naar elk woord en is nauwelijks verstaanbaar, gooit onwennig met haar deels verlamde arm haar koffie om. Het schaamrood staat op haar kaken als verplegers toesnellen om haar bed te verschonen en ondanks hun sussende woorden, blijft ze zich verontschuldigen Toch lucht de aanblik me op; nog steeds mijn moeder en geen kasplantje."Die komt er wel weer bovenop," concludeer ik.

De verpleegkundige en de neuroloog maken van de gelegenheid gebruik om mijn broer en mij bij te praten, waarbij de één zich uitput in zorgvuldige bewoordingen en steeds checkt of wij het nog volgen, en de ander plompverloren de opmerking laat vallen dat ze 'bij fatale complicaties niet zullen ingrijpen'. Het dringt totaal niet bij me door wat de man gezegd heeft, maar mijn broer is zo alert om de opmerking te herhalen en om verduidelijking te vragen. Het blijkt erop neer te komen dat de gevolgen van ma's beroerte mee lijken te vallen en dat ze slechts vooruitgang heeft laten zien, maar dat ernstige complicaties in de eerste 24 uur niet uit te sluiten zijn. Mijn broer besluit de nacht in de buurt door te brengen en ik besluit om bij thuiskomst mijn doopkaars op te graven uit een verhuisdoos en aan te steken.

Heeft zo'n kaarsje effect? Wel voor mijn gemoedsrust; ik slaap er goed op. De volgende dag lijkt ma zowaar iets opgeknapt: gekalmeerd komt ze iets verstaanbaarder uit haar woorden en ze lijkt meer controle over haar arm te hebben. Geen fatale complicaties, dus, slechts vooruitgang. We vatten moed.

Broer en zus communicatiemanagers verdelen de taken: een bellijst van familie, collega's en vrienden afwerken, een e-mailverzendlijst samenstellen, bezoek reguleren, etc. 's Middags proberen we vergeefs allebei nog wat te werken; de e-mails blijven binnenstromen.

Mamaaaa!

Ma's wonderbaarlijke hersteltrent in sneltreinvaart zet zich voort. Binnen een week mag ze naar huis en redt ze zich thuis bijna geheel zelfstandig. Na twee weken neemt ze de taxi naar haar school om afscheid te nemen van de laatstejaars leerlingen.

Hoe blij ik daar ook mee ben, mijn eigen leven is een puinhoop. Liep ik al een paar dagen achter op mijn planning, de opdrachten blijven binnen stromen, terwijl mijn moeder veel aandacht vraagt. De achterstand loopt op tot anderhalve week. Ik kan mij financieel niet permitteren opdrachten af te slaan, maar plan nieuwe deadlines bijzonder ruim. Ook mijn schoonmoeder ligt intussen in het ziekenhuis met een nieuwe knie en gaat een langdurig revalidatietraject in, wat om onze mantelzorg vraagt. Ik bel mijn lopende klanten op en herzie mijn planning. Dat geeft lucht.

Aangezien de wekelijkse ' omadagen' plots zijn vervallen, regel ik een extra opvangdag op de crêche van Tim. Het verlicht mijn leven, maar Tim lijdt. Was hij al van slag doordat mama ineens veel weg is en de oma's niet meer komen spelen, een extra crêchedag is de druppel. Het immer gemakkelijke en vrolijke peutertje maakt nu van elk afscheid een drama en elke nacht wordt hij (ik)wel een paar keer wakker: mamaaaaa! Het snijdt door mijn ziel en de onderbroken nachten doen een aanslag op mijn energieniveau.

Ik laat twee reeds betaalde studie-/netwerkdagen schieten en weet zowaar alle redactieopdrachten af te werken met een pluim van de klanten. Dat ruimt op. Stuur er maar gelijk facturen acteraan, maar vergeet de bijbehorende betalingscheck/herinnering in te plannen. Nu die nieuwe versie van dat toneelstuk nog. Het vraagt om een grote zelfdiscipline om mijn prioriteit daar te houden, want mijn mailbox puilt uit. Elke ochtend reserveer ik één uurtje om de meest urgente eruit te vissen en weg te werken. De rest, LinkedIn-updates, mijn blog en Twitter moeten maar wachten.

Creatief schrijven onder deze omstandigheden valt me zwaar, maar goede invallen smaken wel extra zoet. Toch merk ik dat de uitputting toe dreigt te slaan: mijn echtgenoot moet dezer dagen veel incasseren.

Dan een bizarre e-mail van een van mijn beste vriendinnen: haar topfitte vader en goede vriend van mijn moeder heeft een hersenbloeding gehad en ligt in coma. Ik kan het nog niet helemaal bevatten. Vijf dagen later overlijdt hij en moet ik ruimte in mijn agenda vrijmaken voor een crematie met mijn moeder en voor mijn vriendin.

Tim wil vanavond niet in bad (spetter spat!) of naar bed (stoeien!). Hij voelt dat de onrust in zijn leventje nog niet verdwijnen zal en wil allen nog maar thuis bij (en met) mama spelen. Ik moet naar de wc en ontsnap wanneer hij even verdiept is in zijn spel, maar zodra ik de wc-deur dicht doe, klinkt het: "Mamaaaaa!"

woensdag 12 mei 2010

Asociale netwerken

Vanochtend probeer ik weer eens mijn mailbox te schonen van de updates van de verschillende discussiegroepen van de verschillende 'Social Media': een studente wil voor haar scriptie weten wat de dinosauriër-Dutch journalists vinden van journalistiek in het internettijdperk, een Almeerse onderneemster nodigt me uit voor een prijzig vrouwelijk netwerkdineetje, een een creatieve ZZP'ster nodigt me uit lid te worden van haar nieuw opgerichte ZZP-kennisplatform inclusief aan te maken profielpagina en discussiegroepenlidmaatschappen, een Almeerse ondernemer vraagt deze niet actief acquirerende ondernemer om acquisitietips, een bevriende Indonesische hoogleraar vraagt me mijn adresgegevens voor hem bij te houden in een internationaal online adressenboek, de kampioen hokjesgeest Indische gemeenschap vraagt me lid te worden van hun eigen social network, een zakenrelatie met wie ik al tijden mail stuurt me een Facebook-bericht zodat ik voor beantwoording eerst op Facebook moet inloggen, Creative freelancer vraagt een donatie voor een creatief evenement, ...

Alles wat me niet direct business oplevert of kost, delete ik, maar dan nog ben ik al gauw weer een ochtend zoet. Ik besluit om mijn mailbox mobiel te schonen terwijl de aardappeltjes te lang op staan, terwijl ik op de voorbij denderende bus wacht of naar de reeds geleegde brievenbus loop, tijdens ons echtelijk koffiemoment waarop mijn wederhelft de tv aanzet, terwijl dreumeszoontjelief in bad mijn mobieltje natspettert...

Geen goed plan. Is het niet om mijn aardappeltjes en relaties te redden, dan wel om weer te kunnen genieten van mijn huiselijke momenten; het moet anders. 's Ochtends de keukenwekker zetten op maximaal 1 uur social media levert geen lege mailbox op. Optimistisch plan ik elke maand in mijn agenda een evaluatiemoment: welk netwerk of groep gaat eraan? Helaas belanden dat soort agendapunten bij gebrek aan tijd al gauw op mijn nog immer groeiende to-do-lijstje. De angst om kansen te missen sluipt er weer in. Hoe doen anderen dat? De vraag in een discussiegroep op LinkedIn gooien? Ja, maar welke? Bij allemaal? Overigens lijk ik dat discussiefenomeen nog niet goed te snappen. Meedoen aan andermans discussies is niet zo moeilijk. Maar de paar keer dat ik zelf een discussie probeerde op te starten, kreeg ik 0 reacties. Ben ik zo saai, hebben anderen ook last van de overdosis of moet ik ook in een LinkedIn-workshop mijn eigen discussie leren promoten? Waneer werken doorgewinterde LinkedIn'ers eigenlijk?

Dan hoor ik mezelf weer tegen mijn echtgenoot roepen: ik moet eerst eens die paar goede boeken schrijven. Dan pas weer het randgebeuren... Angst opzij, rigoreus deleten en schrijven dus.

vrijdag 30 april 2010

Titelverhaal verhalenbundel: kritisch commentaar gevraagd!

Over Kantjil, Anansi en Reintje

De zwarte, harige poten van de spin bewogen niet en Salih dus ook niet. Zou de spin giftig zijn? Mama lag ziek in de andere kamer en Salih was haar enige hulp. Doodgaan in een spinnengevecht was geen mogelijkheid.
“Spin, jij doet mij niks, ik doe jou niks,” fluisterde Salih.
“Ja, ja,” hoorde Salih terugfluisteren, “hoe weet ik of je echt niks zult doen?”
Verrast keek Salih om zich heen; was mama opgestaan? Nee, door de deuropening kon hij haar benen nog net op bed zien liggen.
“Nee, ík heb het tegen je, Salih, Anansi, de spin” hoorde hij verder fluisteren.
Salihs ogen vlogen terug naar de spin.
“Jij kunt praten?”
“Domme vraag. Jij leert toch ook Nederlands door te luiste-ren en te oefenen? Nou, ik ook.”
“Oh. Waar kom jij dan vandaan?”
“Ik ben stiekem meeverhuisd met de vorige bewoners uit Suriname.”
“Oh. Waar is dat?”
Anansi trok haar voorpoten op.
“Ver weg, waar het altijd warm is.”
“Ik kom ook van ver waar het altijd warm is.”
“Dat heb ik gehoord, ja. Zeg, ik snoep steeds uit jouw ma-ma’s pannetjes. Maar sinds ze ziek is, geen pannetjes meer. Bovendien is de keuken ver en ik ben al oud. Als jij nou ’s avonds wat restjes in de vensterbank zet, dan haal ik wie-rook uit de kerk hiernaast. Dat branden ze in Suriname in de kamer van een zieke om de boze geesten weg te jagen. Dan wordt je mama beter. OK?”
“Ja, maar, wat is wierook? En vliegt het huis dan niet in brand?”
Anansi wreef ongeduldig met haar poot langs haar oog.
“Weet je niet…? Kijk, wierook zet je op een schoteltje en steek je aan met een lucifer. Het vlamt niet, maar gloeit en verspreidt lekkere rook. Van die rook wordt je mama beter.”
“Oh. Ja, maar… denk je echt dat dat helpt?”
“Ik heb in Suriname gezien dat zieken beter werden met wierook.”
“Ja, maar die mevrouw zei dat ze naar een dokter moest.”
“En je mama zei dat ze daar geen centjes voor had,” sprak de spin nu kribbig.
“Nee, maar je mag niet stelen…”
Een diepe zucht.
“Ik steel niet, want jouw mama heeft het al betaald. Ze gooit elke zondag geld in de collectebak van de kerk. En van nog meer ‘ja, maars’ wordt ze niet beter. Hebben we een deal? Zet jij vast wat lekkers neer, ik ben zo terug.”
Anansi verdween door het open raam en liet Salih met grote ogen achter.
“Als hier maar geen narigheid van komt,” dacht hij.
Terwijl hij Anansi nog nastaarde, stak de spin al snel haar harige kop weer om het kozijn. Ze rolde een bruin brokje voor zich uit.
“Zo. Waar is mijn lekkers?”
Salih keek eens goed naar het bruine brokje.
“Eerst zien of het werkt, Anansi”
De spin kneep zijn ogen tot gemene spleetjes.

In de kamer ernaast opende Salihs mama haar ogen. Ze rook iets. Salih zat naast haar met een schoteltje waar rook uit opkringelde. Het rook lekker. Ze glimlachte naar Salih:
“Wat lief, Salih, hoe kom je daar aan?”
“Van een vriend gekregen, mama. Hij zegt dat je niet meer moet piekeren. Dat je blij moet worden van de lekkere geur. Dan gaan de boze geesten die jou ziek maken, met de rook mee naar buiten.”
Salihs woorden verwarmden haar hart. De rimpels verdwe-nen uit haar gezicht en ze voelde haar hoofdpijn wegglijden.
“Je vriend is wijs, mijn hoofd voelt al beter. Maar wierook kan geen gebroken been helen, schat, en mijn buik doet nog zo’n pijn. Maar trek het je niet aan. Ga maar lekker spelen, mama wordt vanzelf weer beter.”

Salih keek Anansi boos aan en stormde naar beneden, de keuken in. Anansi rende hoopvol achter hem aan, maar zag Salih de keukendeur open doen.
“Hé, mijn beloning! Ik heb haar hoofd beter gemaakt!”
“Ze is niet beter! Ze kan nog steeds niet lopen en dus niet koken. Jij krijgt helemaal niets!”
Hij stormde de tuin in, twee geniepig kijkende spinnenogen achter zich latend.

In de tuin plofte hij op de stenen, tranen drupten op zijn broek. Hoe moest hij mama toch beter maken? In Soedan zou hij zijn armen om de nek van hun koe hebben geslagen. Koe gaf hem altijd goede ideeën. Maar in hun kleine tuintje in Holland liep geen koe. Er was niet eens gras.

Een schreeuw doorsneed zijn gepieker. Salih klapte het tuinhekje open en keek. Een klein, bruin hertje stoof de tuin in.
“Dicht dat hek!” schreeuwde het hertje, “de vos wil me doden!”
Met grote ogen deed Salih het tuinhek dicht.
“Dank je,” hijgde het hertje, “blijf daar, dan ziet de vos dat jij me beschermt.”
“Ja, maar ik blijf hier niet. Ik moet mijn moeder beter ma-ken.”
De wenkbrauwen van het hertje gingen omhoog.
“Wat heeft ze dan?”
“Buikpijn en een gebroken been.”
Het hertje dacht even na.
“Ik weet wat. Iets verderop in de velden staan bloemen. Die maken je moeder beter. We gaan ze samen plukken, want de vos is bang voor mensen, die valt ons samen niet aan. Wij plukken elk een bosje. In het hoge gras ziet de vos mij niet meer, maar wel een bos bloemen naast jou bewegen. Dan duw ik mijn bos in jouw broekzak en denkt de vos dat ik nog steeds naast jou loop. Kan ik weg. OK?”
“Ja, maar hoe maken die bloemen mijn moeder dan beter?”
“Maar er thee van voor haar. Kom, we gaan.”
Het hertje duwde Salih richting tuinhek.
“Ja, maar hoe weet jij dat? Wie ben jij?”
Salih liet zich naar buiten duwen en samen liepen de velden in.
“Loop jij voorop, zodat de vos je goed kan zien? Ik ben Kantjil, een dwerghertje uit Indonesië. Daar gebruikt ieder-een bloemen en kruiden.”
“Oh. Ja, maar wat doe je dan hier?”
“O, een nare vent wilde me hier in een dierentuin stoppen. Ik ben ontsnapt.”
“Oh. Ja, maar …”
“Kijk, hier staan de bloemen voor je moeder.”
Kantjil trok een struikje kleine, witte bloemetjes met gele hartjes uit de grond en reikte het Salih aan. Wantrouwig rook Salih aan de bloemetjes, terwijl Kantjil nog een struikje uit de grond trok.
“Loop maar terug, dan steek ik deze zo in je broekzak.”
“Ik heb nog geen vos gezien. Volgens mij is ie al lang weg.”
“Nooit gluiperts vertrouwen, jongen. Hij heet Reinaerd de Vos. Een echte Hollander.”
Nog voor Salih het in de gaten had, stak de tweede bos bloemen in zijn broekzak en was Kantjil verdwenen.

Maar nog geen vijf tellen later hoorde hij een bekende schreeuw. Ja, hoor, daar kwam Kantjil alweer aangespron-gen. Op de vlucht voor een rode pluimstaart in de verte.
“Mag ik schuilen in jouw schuur?” piepte Kantjil.

Salihs mama slurpte van de hete thee.
“Wat ben je toch een lieverd, Salih. Maar … dit smaakt naar kamillethee! Hoe kom je daar aan?”
“Van een vriend gekregen, mama. Hij zegt dat je daar beter van wordt.”
Mama voelde de thee haar buik verwarmen.
“Je hebt een wijze vriend, Salih, mijn buik voelt al beter.”
“En je been, mama?”
“Een gebroken been moet weer aan elkaar groeien, Salih. Dat duurt vele weken.”

Een bekende schreeuw klonk uit de schuur. Salih wilde naar de tuin rennen. Maar voor de keukendeur hing een groot spinnenweb met Anansi in het midden.
“Ik heb honger, Salih. Ik heb je mama’s hoofd beter ge-maakt. Waar is mijn eten?”
Weer een schreeuw van Kantjil. Salih had geen tijd voor Anansi. Hij greep een pollepel, veegde het spinnenweb weg en stormde naar buiten. Daar zat de vos al op hem te wach-ten. Zijn rode pluimstaart zwiepte ongeduldig heen weer. De schuurdeur zat gelukkig nog stevig dicht.
“Dag, Salih,” zei Reintje, “ik dacht: je houdt zo van bloe-men. Ik kom je ook een bosje brengen.”
Hij pakte met een valse grijns een bosje kamille en legde het voor Salih neer. Salih kon de bek vol scherpe tanden nu goed zien.
“Dank je, vos, maar bloemen genezen mama’s gebroken been niet,” zei Salih teleurgesteld.
De kleine oogjes van Reintje werden iets groter.
“Gebroken been? Die moet gespalkt. Dan kan je mama met een stok weer een beetje lopen.”
Reintje dacht na.
“Weet je wat? Ik haal wat hout uit het bos. Dan maken we samen een spalk en een stok.”
“Ja, maar …”
Maar Reintje was al weg.
“O jee, wat nu weer,” dacht Salih, “een zieke mama, een hongerige spin, een enge vos en een hertje dat weg wil… O ja, snel maakte Salih de schuurdeur open.
“Hè, hè!” zei Kantjil en ze sprong naar het tuinhek. Maar ze wist niet hoe snel ze weer terug de schuur in moest komen, want in de verte kwam Reintje alweer aan. Salih sloot snel de schuurdeur weer en de vos sleepte vier lange, sterke stokken de tuin in.

Salihs ‘ja, maars’ ten spijt, sleepte Reintje twee takken naar boven en legde ze naast mama’s been.
“Is dat je vriend, Salih?” vroeg mama.
“Eh…, ja, mama. Hij komt je been beter maken.”
“Aangenaam, mevrouw,” sprak de vos, “als u en Salih deze stokken nu stevig tegen uw been aanhouden, dan zoek ik beneden wel even wat touw om ze vast te binden.”
En weg was Reintje.
“Je hebt een wijze vriend, Salih. De dorpsgenezer spalkte je vaders been ook eens zo. Ik wist niet dat Hollandse honden konden praten.”
“Ik ook niet, ma, hij heet Reinaerd, het is een vos.”
Een bekende schreeuw onderbrak het gesprek. Salih wilde weer naar de schuur rennen. Maar halverwege de trap plak-ten zijn voeten vast. Hij greep naar de trapleuning. Ook die plakte: kleverige spinnendraden plakten zijn handen aan de trapleuning. En ineens hingen er twee glanzende, zwarte spinnenogen vlak voor die van Salih:
“Ik heb honger, Salih. Nu moet ik jou maar opeten.”
Salihs hoofd schoot naar achteren en hij hield zijn adem in. Een tweede schreeuw klonk uit de schuur.

En opeens maakte een blinde woede zich meester van het altijd piekerende, bange jongetje. Hij móest Kantjil redden. Hij móest zijn moeder beter maken. Het móest. Hij haalde diep adem. Met een woeste oerkreet scheurde hij zijn han-den los en pakte de draad waar de spin aan hing. Hij slin-gerde het beest rond de trapleuning, trok zijn schoenen uit en sprong naar beneden. De schuurdeur stond al open! In de tuin greep hij een stok van de vos en riep:
“Kappen, Reinaert, ik heb wat véél lekkerders voor je!”
Nieuwsgierig stak Reintje zijn kop om de schuurdeur.
“O ja, Wat dan?”
“Leef je nog, Kantjil?” riep Salih.
Het stemmetje van Kantjil klonk van achter de vos: “Dacht je dat die gluiperd…”.
“OK,” viel Salih in. “Kantjil, Reinaert, Anansi, allemaal verzamelen in de keuken. En wie ook maar een vinger uit-steekt naar een ander, krijgt deze stok voor zijn kop.”

In de keuken gingen de dieren zo ver mogelijk van elkaar af rond Salih staan. Deze trok een klein bakje uit de koelkast en zette het in de magnetron. Onmiddellijk begon het heer-lijk te geuren in de keuken. Het water liep de dieren in de mond. Salih nam het bakje in zijn vrije hand en zei:
“OK. Jullie zijn allemaal slimme dieren die alleen maar aan jullie zelf denken. Dat is nu afgelopen. Nu gaan jullie sa-menwerken. In dit bakje zit een heel klein beetje Masaga’a, Soedanees eten. Dat is groente voor Kantjil, vlees voor Reintje en saus voor Anansi.”
Salih spetterde een heel klein beetje voor elk dier. Ze likten vol overgave.
“Kantjil en Reintje, jullie houden boven mama’s spalk op zijn plek. Anansi, jij bindt met je spinnendraden de spalk vast. Als mama dan met deze stok kan lopen, kan ze pannen vol Masaga’a koken voor ons allemaal.”
En met het bakje in de hand lokte hij de kwijlende dieren naar boven.

Kantjil en Reintje hielden met hun bek de stokken op zijn plek. Ondertussen liet de geur uit Salihs bakje het kwijl uit hun bekken lopen. Anansi bond de stokken stevig vast en Salih gaf zijn stok aan zijn mama. En zie: ze kwam overeind. Nog geen uur later zat iedereen te smikkelen rond een dam-pende tafel. En ze zeggen dat Salih een wijs en moedig man werd, die altijd slimmeriken liet samenwerken.

woensdag 28 april 2010

Balans

Laat ik me toch bijna weer verleiden om mee te schrijven aan een zeer veelbelovend boekidee met meerdere schrijvers. Tja. Er gaan maar 32 werkuren in mijn week en die moet ik verdelen tussen waanzinnig leuke, maar vooralsnog onbezoldigde schrijfklussen (die hopelijk ooit verkoopbare boeken of subsidies gaan opleveren), vrijwilligersorganisaties die een opdracht plaatsen en tegelijkertijd allerlei onbetaalde schrijfsels erbij vragen, en waarlijk betaalde klussen; veelal lesgeven en redactiewerk. Ook heel waardevol, maar minder bruisende, creatieve energie gevend. En ja, ook hier moet de schoorsteen roken.

Ik snap ook eindelijk waar die niet meer verdwijnende kringen onder mijn moeders ogen vandaan kwamen in de tijd dat ze ons groot bracht en kostwinner en huisvrouw was. Ik zit braaf achter de pc van 9-5 of ben op klantbezoek, dan komt de spits van eten koken, kind van de crêche halen, eten, kind in bad & naar bed doen, huishouden bijwerken. Tegen die tijd slaat de klok minstens 9 en verwachten de oudercommissie van de crêche, de buurtcommissie en mijn echtgenoot aandacht. Maar Katja wil eigenlijk om half tien in bad en naar bed, want om 7 uur gaat onze levende wekker weer af en die 9 uurtjes slaap heb ik echt nodig. Vandaar dat mijn ogen al stevig op die mijn moeder begin te lijken... En stel je nou eens voor dat je niet eens een lieve, meehelpende echtgenoot zou hebben...

Wel ben ik begonnen om mijn 'beloningsmomenten' anders in te richten. Ik laat me na een inspannende redactie- of schrijfklus nog wel eens verleiden tot een computerspelletje als ontspanning, maar daar blijf ik vaak te lang achter hangen en mijn ogen komen er niet mee tot rust. Dus trim ik nu twee keer per week een rondje park tijdens mijn lunchpauze, spit de tuin om of werk de stapel ongelezen kranten weg. Lunchpauzes met beweging geven me meer energie en concentratievermogen voor de middag dan zittende pauzes, dus die kranten gaan plaats maken voor boodschappen doen of zo. De weekends zijn bij voorkeur voor gezin, familie en vrienden en blijft de pc uit (de blackberry niet altijd...). Mijn voornemen om elke ochtend te starten met een meditatie is bij een paar pogingen gestrand; ofwel het enthousiasme van mijn kleine man doorkruisde, ofwel mijn eigen enthousiasme om aan de nieuwe dag te beginnen. Het meditatieve moment 's avonds voor het slapen gaan heeft meer succes, tenzij mijn lieve echtgenoot...

Het leven voelt nog niet als 'in balans', maar ik overleef en geniet van de mooie momenten. Tips welkom!

maandag 26 april 2010

Parabel vervolgd

Almere is soms klein. Vandaag kwam een andere zakenrelatie langs en die vertelde dat voornoemde onderaannemer zwaar wordt weggepest door zijn bazen, maar dat ie niet wil wijken. De alarmbel in mijn hoofd rinkelt onmiddellijk: dit is niet te controleren 'hearsay' en mag ik eigenlijk niet publiceren op een weblog. Maar duidelijk is wel dat de komst van de VIP die het eerste exemplaar van mijn boek in ontvangst zou nemen, onzeker is en dat niemand boven tafel krijgt wat er nu wel en niet is afgesproken, wat er wel en niet doorgaat, etc.

Er is één ijzeren wet in communicatieland: schadelijke, informele communicatie (geruchten, geroddel) ontstaat daar waar de formele communicatie het af laat weten. In dit geval welen de zwartmakende geruchten tierig, over en weer, niemand roept de boel tot de orde (ik heb wel wat beters te doen, misschien kom ik die relaties in ander verband nog tegen) en de verstandigen (of de angsthazen?) trekken zich terug. Hoe mijn rechtvaardigheidsgevoel zich ook roert, ik moet ook voor die laatste optie gaan kiezen, want een verstandige aanpak kost meer tijd en energie dan ik heb. Gelukkig verlies ik er weinig bij wanneer alles niet doorgaat; afgezien van een paar vergaderingen heb er nog geen verloren tijd in gestoken en de presentatie van mijn boek kan ook elders. Maar ik vind het wel heel erg zuur voor mijn opdrachtgever. Ik zal mijn parabel bewaren voor het geval dat, maar trek ondertussen mijn eigen plan.

vrijdag 23 april 2010

Opdrachtgever zonder budget

Een opdrachtgever ('onderaannemer') die mij wilde inhuren om een verhaal te vertellen in een grootse show van uitvoerend kunstenaars van divers pluimage, belde mij met de boodschap dat zijn budget was gekort. En wel zodanig, dat hij het honorarium van mij en diverse andere artiesten niet meer kon betalen. Ook was zijn grootse theatertent ingeperkt tot een eenvoudig open lucht podium zonder overkapping, zonder achterwand voor decors of projecties, en zonder verklede acrobaten om mijn verhaalfiguren uit te beelden. Hij was bang dat mijn optreden als verhalenverteller zo niet zou overkomen op het publiek zoals hij het zich had voorgesteld. Ja, de VIP die het eerste exemplaar in ontvangst zou nemen van mijn verhalenbundel met het te vertellen verhaal erin, stond nog wel op het programma. Hij wilde weten wat ik wilde met deze nieuwe situatie.

Tja. Wel de boekpresentatie, maar niet het optreden om het mee te promoten. Het was zo'n mooi plan geweest. Aangezien de plannen nog volop in ontwikkeling waren, lag er nog geen contract. Helemaal afhaken bij gebrek aan support en honorarium, betekende ook de kans laten schieten om mijn boek te promoten. Ik vroeg uiteraard bedenktijd en ging even hardlopen in het park. In het park borrelde een komische parabel op het gebeuren op en ik moest daar eigenlijk zo om lachen, dat ik het thuis uitschreef als speech voor de VIP die mijn boek in ontvangst zou nemen. Vanavond keek ik het nog eens over en schreef mijn opdrachtgever: of hij het een idee vond als ik die speech annex parabel van een paar minuten zou houden/vertellen als verteller voor de VIP, gaarne met die paar artiesten die hij nog wel kon betalen erachter als passend decor. Vervolgens mijn boek uitreiken en het publiek uitnodigen om mijn verhalenbundel te kopen aan een tafeltje naast het podium. En ik mailde het weg...

donderdag 22 april 2010

Hallo wereld!

Eindelijk mijn eigen blog! Waarom? Omdat ik op mijn blog op http://www.inog.org/ onderhand wel was uitgepraat over de tweede generatieproblemen van deze Indische Nederlandse, maar wel wilde delen over de uitdagingen van het bestaan als schrijfster, schrijfcoach, verhalenvertelster, moeder, echtgenote en actieve buurtbewoonster. Mijn INOG-periode is onmisbaar geweest voor mijn ontwikkeling en ik zal er nog best van tijd tot langskomen om te helpen of te genieten (ik heb er vele, warme vriendschappen aan overgehouden), maar het leven omvat nu eenmaal meer.


Wat bracht de dag van vandaag? Een nieuwe manier om een cursusboek te schrijven: een klant vroeg om een individuele begeleiding schrijfcursus. En Katja zit al tijden aan te hikken tegen het schrijven van een nieuwe versie van haar Handleiding Schrijf uw levensverhaal, omdat er altijd andere klussen urgenter lijken. Dus deed ik mijn klant een voorstel: voor half geld stuur ik je een les in de vorm van een volledig herzien hoofdstuk uit mijn cursusboek: de oude inhoud, aangevuld met nieuwe inzichten, voorbeelden en oefenopdrachten in een nieuwe opmaak die al die onderdelen helder van elkaar onderscheidt. Je maakt niet alleen de opdrachten (die uiteraard de bouwstenen voor je autobiografie vormen), maar voorziet mij ook van feedback over het cursusmateriaal: wat mis je, wat is onduidelijk, wat zou je anders willen, etc. Aan het einde van de rit heb jij je autobiografie en kan ik eindelijk de nieuwe, geheel herziene druk van mijn cursusboek/handleiding uitgeven. Het voorstel viel in goede aarde en we planden de start in voor september. Om mezelf de nodige stress in september te besparen, blokkeerde ik gelijk een aantal dagdelen eind augustus om de eerste hoofdstukken te herzien. Ik ben benieuwd hoe dit gaat bevallen...