Katja Urban: schrijven en leven

Schrijfster, biografe, schrijfcoach, schrijfdocente en verhalenvertelster



donderdag 10 juni 2010

De mallemolen van een beroerte

Terwijl ik twee weken geleden krijgertje speelde met kleine Tim, ging de telefoon
"U spreekt met Henk, verpleegkundige in het Gelderse Vallei Ziekenhuis in Ede."
"Mama! Pakke!"
"Uw moeder is hier vanmiddag opgenomen nadat zij zich onwel voelde."
"Mamaaa! Pakke!"
"Zij heeft een bloeding in het hoofd gehad."
"Maaaaaama!"
"Momentje, alstublieft."
Ik pak Tim op, poot hem boven op papa's schoot achter de pc, maak het gesprek af, bel mijn broer en ma's beste vriendin.

In de auto naar het ziekenhuis heb ik pas tijd om te voelen en ik krijg bijna geen lucht meer.
"Ik wil je nog niet kwijt, mama!" snik ik als een klein meisje.
Ik bel mijn beste vriendinnen en krijg weer een beetje lucht. Uiteraard vertellen zij over lotgenoten die na een hersenbloeding na twee weken weer op hun werk verschenen. Gek genoeg geeft dat toch hoop, hoewel ik nog niets weet over mijn moeders prognose.

In het ziekenhuis volgt de confrontatie met een voorheen topfitte oppasoma die er nu ineens uitziet als een stokoude, vermoeide vrouw. Haar immer aanwezige giechel heeft plaats gemaakt voor onzekerheid. Ze zoekt naar elk woord en is nauwelijks verstaanbaar, gooit onwennig met haar deels verlamde arm haar koffie om. Het schaamrood staat op haar kaken als verplegers toesnellen om haar bed te verschonen en ondanks hun sussende woorden, blijft ze zich verontschuldigen Toch lucht de aanblik me op; nog steeds mijn moeder en geen kasplantje."Die komt er wel weer bovenop," concludeer ik.

De verpleegkundige en de neuroloog maken van de gelegenheid gebruik om mijn broer en mij bij te praten, waarbij de één zich uitput in zorgvuldige bewoordingen en steeds checkt of wij het nog volgen, en de ander plompverloren de opmerking laat vallen dat ze 'bij fatale complicaties niet zullen ingrijpen'. Het dringt totaal niet bij me door wat de man gezegd heeft, maar mijn broer is zo alert om de opmerking te herhalen en om verduidelijking te vragen. Het blijkt erop neer te komen dat de gevolgen van ma's beroerte mee lijken te vallen en dat ze slechts vooruitgang heeft laten zien, maar dat ernstige complicaties in de eerste 24 uur niet uit te sluiten zijn. Mijn broer besluit de nacht in de buurt door te brengen en ik besluit om bij thuiskomst mijn doopkaars op te graven uit een verhuisdoos en aan te steken.

Heeft zo'n kaarsje effect? Wel voor mijn gemoedsrust; ik slaap er goed op. De volgende dag lijkt ma zowaar iets opgeknapt: gekalmeerd komt ze iets verstaanbaarder uit haar woorden en ze lijkt meer controle over haar arm te hebben. Geen fatale complicaties, dus, slechts vooruitgang. We vatten moed.

Broer en zus communicatiemanagers verdelen de taken: een bellijst van familie, collega's en vrienden afwerken, een e-mailverzendlijst samenstellen, bezoek reguleren, etc. 's Middags proberen we vergeefs allebei nog wat te werken; de e-mails blijven binnenstromen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten