Katja Urban: schrijven en leven

Schrijfster, biografe, schrijfcoach, schrijfdocente en verhalenvertelster



dinsdag 20 december 2011

Vrede op aarde - wat een verhaal

In de kerk zing ik straks met kerst: vrede op aarde. En overal in de wereld is oorlog. Wat betekent dat dan? Vrede op aarde? We herdenken dat er een kindje is geboren dat vrede zou brengen. Vrede op aarde. Wat heeft Jezus gebracht? Een einde aan oorlogen? In zijn dagen geloofden sommige volgelingen dat hij de Romeinen uit Israel zou gooien. Dat er vrede in Israel zou komen. Maar dat deed Jezus niet. Hij deed iets heel anders. Hij predikte barmhartigheid voor hen om je heen die dat nodig hadden. Bracht dat vrede op aarde? Het stopte geen oorlogen.

Maar als ik mijn buurvrouw met haar drie kinderen weer eens te eten vraag, omdat ik weet dat hun verhaal vol nare oorlogjes zit, ze het niet breed hebben en behoefte hebben aan ongedwongen gezelligheid in een gezellig huis, dan hoor ik hun verhalen. voel ik me na afloop heel vredig. En ik hoop dat zij dat ook voelen. Ik denk dat Jezus zoiets bedoelde. Mens zijn onder de mensen geeft vrede in je hart en om je heen. Nu maar hopen dat anderen dat ook doen. Maar als ik het niet doe, dan gaat het zeker niet aanstekelijk werken. Dus toch maar gewoon doen. Buurvrouw?
Nu schreef ik dit stukje in de hoop er een mooie kerstwens voor op mijn kerstkaarten uit te kunnen destilleren. Ik vrees dat ik nog maar een blog moet gaan schrijven. Of toch niet?

Vrede op aarde
in een wereld in brand,
vol nare verhalen.
Een kindje zou hoop brengen,
wat is zijn verhaal?

?

Grijpt zijn handje mijn vinger?
Hij laat niet meer los
en kraait van plezier.
Ik kan niet anders
dan mee lachen
en voel me vredig.
Mijn zorgen lijken minder belangrijk,
enigszins oplosbaar
en beter te dragen.
Is dat zijn verhaal?

Laat ik mijn hand ook uitsteken
en daar oprecht plezier in hebben.
Dan voel ik me vredig

Met uitgestoken hand
wens ik je een vredige kerst
en steeds vaker
een vredige dag
in het nieuwe jaar.

Katja Urban,
Woorden over Leven

zaterdag 26 november 2011

Enthousiasme, de sleutel

De hoofdstukken van mijn zelfhulpboek Prachtige Verhalen Schrijven vullen met tips van collega-schrijvers, is weinig creatief werk. Ook al wil ik als enige een compleet stappenplan bieden waarbij uiteindelijk elk hoofdstuk een verhaaltje op zich wordt. Natuurlijk mét spannende voorbeelden en praktische oefeningen die tezamen al tot een verhaal leiden. Maar die eerste fase van al die vakliteratuur doorworstelen naar al die schrijftips… pfffft. Gisteren schoot het niet voldoende op naar mijn zin, dus plande ik vandaag een extra overwerkdagje in.

Ik ben ook echt sinds de lunch weer aan het werk, maar vanochtend 'ontvoerden' Tim (3) en zijn papa mij om naar de zonsopgang bij de Oostvaardersplassen te gaan kijken. Steeds weer benoemde Tim de 'roze suikerspinwolken'. Tot zijn grote vreugde zagen we tijdens onze wandeling een groep van zes zilverreigers overvliegen, lagen vier herten op tien meter afstand in het gras te herkauwen, rende een vosje in de verte door het grasland en als klap op de vuurpijl trok een hele kudde Konikspaarden langs ons heen over het pad. Mét twee veulentjes. (Sinds Tim op de kinderboerderij op veulentje Pluk een rondje mocht rijden, is ie gek van paardjes.) Elke voorbijganger kreeg het hele verhaal van Tim te horen. Oók de vogelaar die in stilte naar een specht wilde luisteren...


Dat enthousiasme van Tim bleef hangen terwijl ik achter de computer kroop. Nee, voor het doorworstelen van die vakliteratuur kon ik geen enthousiasme meer opbrengen. Ik wilde wat moois maken, creëren. Ik opende Paint en begon het schema te tekenen dat als schrijfplan ten grondslag lag aan een van mijn voorbeeldverhalen. Dat is leuk werk. Nu de karakteromschrijvingen erbij met het diepste verlangen van mijn hoofdpersoon en het verwerpelijke doel van de tegenstander.

Intussen tikt de klok richting vijf uur – tijd om te gaan koken. Terwijl ik mijn urenverantwoording invul, realiseer ik me dat ik het verkeerd heb aangepakt. Ik moet eerst zelf die hoofdstukken vullen met mijn eigen ervaring en dan pas gaan aanvullen met nog ontbrekende tips uit de vakliteratuur. Niet andersom. Dan wordt het pas waarlijk mijn eigen creatie om enthousiast over te zijn.

Zo moge het zijn.

vrijdag 25 november 2011

Loslaten en schrijven

Ik voel al langer behoefte aan meer innerlijke rust in mijn leven en ik weet hoe ik het moet doen: met ’s ochtends en ’s avonds een contemplatief moment. Om ’s morgens me even dankbaar te voelen voor een goede nachtrust, een paar keer diep in en uit te ademen om weer te voelen dat mijn lijf en geest weer wakker zijn, weer leven, de denkbeeldige energiestroom weer op gang te brengen en om mij te verheugen op de dingen van de nieuwe dag. Hoe wil ik ze aanpakken? Met welke energie? Blanco of juist voorbereid?

En ’s avonds wil ik de dag even overdenken: wat heb ik allemaal gedaan en meegemaakt? Wat ging minder? Hoe kan ik die dingen voortaan beter doen? Wat ging fijn en kan ik me dankbaar voor voelen? Welke mooie gedachte neem ik mee naar bed? Weer even diep ademhalen om alle stress en kopzorg los te laten. Noem het bidden, noem het meditatie, noem het de dageraad begroeten en de nacht verwelkomen, noem het loslaten of je hoofd leegmaken, de naam doet er niet zo toe. Of ik me op zo'n moment verbind met God of niet, doet aan het effect ook niets af. Of ik het alleen in gedachten doe of achter de computer ga zitten en het opschrijf, het hielp me altijd. En ik deed het altijd met mijn agenda ernaast, want ik kwam tijdens die momenten vaak op goede ideeën voor de nabije toekomst en die wilde ik na afloop even snel kunnen noteren. Anders ging ik de hele tijd erna me bang voelen dat ik ze vergat.

Uit de werkwoordsvormen kun je opmaken dat ik er ervaring mee heb. Ik heb het me vaker voorgenomen, soms ook een poosje gedaan en dan door gejaagdheid om al mijn voornemens gedaan te krijgen, weer ter zijde geschoven. Of geluisterd naar een andere smoes: 'Ach, ik hoef toch geen creatief werk te doen vanochtend, dus hoef ik mijn hoofd ook niet zo tot op de bodem te legen van alles waar ik mee bezig ben.' Nee, klopt, na zo'n contemplatief moment gaat creatief werk honderd maal beter en nee, ik hoef niet elke dag creatief schrijfwerk te doen. Maar loslaten is niet alleen daarvoor bedoeld. Het maakt ook dat ik me zoveel meer in balans voel, zoveel meer innerlijke rust heb. Of er nou zorgen spelen of niet. Het voelt als zorg dragen voor mezelf.


Ik denk dat ik er in mijn digitale agenda gewoon vijf minuten voor ga inplannen met een herinnering vlak voordat ik moet opstaan of slapen gaan. Dat leidt uiteraard wel weer tot ergernis bij mijn echtgenoot, want die wordt gek van al die alarmgeluidjes die ik steeds uit mijn mobieltje laat komen. Maar voor mij werkt het.

Zo moge het zijn.

maandag 21 november 2011

Mark van Kuilenburg


"Mark van Kuilenburg wordt morgen begraven. Wist je dat?" las ik in mijn mailbox vrijdagmiddag.

Hersentumoren. Nee, dat wist ik niet. Vijftien jaar Janskerk trokken in mijn herinnering voorbij. Zingen in het koor met Mark achter het klavier. Als koorbestuurder dingen afstemmen met Mark, samen muziekplannen smeden in vele commissies, met Mark als leverancier van deskundige feedback en ideeën. Bepaald geen spraakzaam commissielid, maar als hij wat zei, was het raak: dat wilde je niet missen als commissievoorzitter. Altijd aanwezig als het om muziek in de Janskerk ging.

Natuurlijk zegde ik mijn afspraken af en ging ik zaterdag naar de Janskerk. Met heel veel oude vrienden en bekenden. De gemeente bleek al geruime tijd met Mark mee te hebben geleefd en voor hen leek me dit een afronding (of misschien een overgang naar een nieuwe fase). Voor mij was het daardoor niet zo heftig als ik vreesde. Geen massale, emotionele toestand, maar een mooi, gewogen, uiteraard muzikaal uitgeleide. Voor mij rustgevend, louterend. Zoals Marieke Milder al op Facebook memoreerde: na afloop hebben we hem letterlijk met zijn allen begraven. Goed.

Nee, ik beschouwde hem niet als een persoonlijke vriend. Maar hij was er gewoon altijd. En nog steeds. Als ik Janskerk-liederen zing, hoor ik in gedachten zijn piano- of orgelbegeleiding erbij. Als ik weer in de Janskerk zit en kijk hoe het zonlicht door de ramen naar binnen valt, denk ik weer aan dat vogeltje dat eens in een van de bomen luidruchtig zich liet horen terwijl de kerk volstroomde. Het orgel zette in. Niet pompeus, maar heel subtiel dat vogeltje imiterend. Dat was Mark.

Waarom raakte het mij zo? Los van mijn herinneringen aan Mark en de Janskerk, kwam het bericht vrijdag bij mij zo binnen, omdat ik Marks zoon Maarten voor het laatst had gezien toen hij net zo oud was als onze Tim nu. Ongeveer de leeftijd waarop Tims papa, mijn man, zijn eigen vader verloor. Verwarrend, deze vergelijkingen? Ja, zo voelde dat voor mij ook. Het is mijn verhaal, niet dat van Mark. Gelukkig kan ik die verhalen nu weer scheiden.

Ook realiseerde ik mij dat ik nooit echt goed afscheid heb genomen van de Janskerk-gemeente toen ik verhuisde naar Almere; een beetje met stille trom vertrokken. Niet expres, maar er lag toen gewoon teveel op mijn bordje: huis verkopen, huis kopen, huis verbouwen, trouwen, huwelijksreis, zwanger van Tim. Alles tegelijk. Sorry, lieve Janskerk-vrienden, ik denk nog vaak aan jullie. En zaterdag voelde het daar alsof ik nooit was weggeweest en er nog gewoon bijhoorde. Zo begroetten jullie mij ook.

Dan de link naar levensverhalen. Op aanraden van een van jullie, mijn lieve vriendin Marja, las ik vanochtend Marks blog: http://www.eug.studver.uu.nl/mark.htm. Waarom? Omdat Marja had gezegd dat het zo prachtig was. Mark was geen man van woorden, maar in deze blog wel. Hij laat prachtig zien hoe hij het leven losliet en daardoor ook vasthield. Met humor en eigen poëzie van literaire kwaliteit. Als biografe en redacteur van veel levensverhalen heb ik al heel wat van dit soort teksten gelezen. Ben ik blind voor verbeterpunten doordat ik Mark kende? Misschien. Maar als ik me realiseer waartoe hij fysiek en mentaal in staat geweest moet zijn, verbaas ik me over de kwaliteit van zijn schrijfkunst. Een genot om te lezen, ik denk ook voor lotgenoten en naasten van mensen met kanker.

Dag Mark, je leeft voort in ons allen.

vrijdag 4 november 2011

Een boek schrijven doe je zo

Een boek toezeggen aan een uitgever is snel gedaan. Een deadline ver weg zetten ook. Inmiddels is het een half jaar later en ligt de deadline over twee maanden. Slik. Nog twee boeken voor klanten zijn niet af (gelukkig de andere twee wel). De één is nog een dag werk, maar de andere nog zeker een week. Wat ga ik doen? Eerst alles afmaken en mijn planning voor het nieuwe boek ook in de war gooien? Ik besluit tot een tussenweg. Eerst een hele dag dat nieuwe boek opzetten, direct in de schrijftool op de server van de uitgever via het internet, zodat ie ziet dat ik druk bezig ben. Dan het ene boek afmaken en het andere boek afwisselen met het nieuwe: een dagje het ene en dan een dagje het andere. Afwisseling doet me meestal goed. En als het niet goed voelt, dan probeer ik wel weer wat anders.

De schrijftool van de uitgever blijkt een soort invuloefening, net als mijn eigen sjabloon voor nieuwe boeken. Ik pak mijn boekvoorstel uit het contract en vul de hoofdstuktitels in. Onder elke hoofdstuktitel kopieer ik de bijbehorende steekwoorden uit het boekvoorstel als tussenkoppen. De 'teaser' uit het boekvoorstel kopieer ik naar de inleiding en de reden waarom ik de aangewezen persoon ben om dat boek te schrijven, naar de pagina 'Over de auteur'. Zo. Het raamwerk staat.

Het moet een soort zelfhulpboek worden voor hobbyisten die willen leren om prachtige korte verhalen te schrijven, stap voor stap door het schrijfproces te leiden met tot de verbeelding sprekende voorbeelden en praktische oefeningen. Wat ik het afgelopen half jaar wel had gedaan, was steeds als ik iets las over iemand die over het onderwerp had geschreven, dit in mijn mapje 'Korte Verhalen' kopiëren of het boek bestellen en op het stapeltje met dezelfde naam leggen. Ik kopieer mijn eigen hand-outs voor mijn cursisten er ook bij. Die hadden al de basis gevormd voor mijn boekvoorstel, maar staan ook bomvol tips, voorbeelden en oefeningen. Dus nu hoef ik alleen nog maar de vakliteratuur een voor een diagonaal te skimmen op nuttige tips en deze direct tussen de steekwoorden van de hoofdstukken te plakken. Eitje.

Nou ja, ok, daarna moet ik er nog een samenhangend, inspirerend edoch praktisch verhaal van maken. Kleinigheidje. Ahum.

Vol goede moed begin ik met de internetblogs van collegaschrijfcoaches. Ik merk dat ze mij bij alles wat ze schrijven, steeds weer doen denken aan eigen ervaringen met klanten of cursisten. Ook die noteer ik op de juiste plek tussen de andere steekwoorden. Het boek begint inhoudelijk meteen te groeien en vorm te krijgen, ook al is het tekstueel nog een gigantische rommel.

Om na al dat invulwerk mijn honger naar inspirerende teksten eventjes te bevredigen, giet ik de auteurstekst alvast in de vorm van een kort verhaal. Meteen word ik zo enthousiast, dat ik de inleiding ook maar even onder handen neem. Dan gaat mijn 'einde dag alarm' alweer af: mijn digitale agenda op mijn mobieltje gilt: urenverantwoording invullen, koken & Tim van de crèche halen!

Zuchtend sla ik alles op, log uit bij de uitgeversite en zet de computer uit. De deadlinestress van vanochtend lijkt wel mijlenver weg: eigenlijk zou ik direct door willen schrijven...

Zo moge het zijn.

vrijdag 30 september 2011

Negen ballen hoog

Als ik me er weer eens over beklaagde dat ik iets belangrijks was vergeten, zei mijn peut vroeger: "Tja, wie tien ballen hoog probeert te houden, laat er wel eens eentje vallen".
Nog bozer dacht ik dan: "Wat heb ik aan zo'n dooddoener?"

B. Nu ik voor de tweede keer in een week zonder verjaarscadeau op een verjaardag moet verschijnen, (mijn bar thuis ziet er inmiddels feestelijk uit) valt het kwartje. Negen ballen draaien perfect hun rondjes (Tims verjaardag was een feest, mijn boekenproductiviteit is hoog, klanten tevreden, het huishouden draait, de familie/vriendenkring is bezocht, het gezin is gezond en blij) en daar mag ik me voldaan over voelen. Fouten maken mag en zijn vaak goed te maken: een verjaarscadeau dat een paar dagen later met een persoonlijke noot komt, blijft vaak beter hangen dan wanneer het was opgegaan in een hectische dag. Want de aandacht en de moeite die ik neem voor de jarigen, komen wel over.

A. Dit klinkt gemakkelijk, maar dat is het niet geweest. Tot tien jaar geleden mocht ik van mezelf geen fouten maken, uit angst om afgewezen te worden. Een cadeautje vergeten mee te nemen, stond toen garant voor extra cadeauaankopen, gestruikel op de drempel vlak voor een excuusspeech met een rode biet, pinnige telefoontjes naar mijn echtgenoot, gewring in de bochten, een hoop stress die mijn feestplezier vergalde en een uitgeputte depridag de volgende ochtend: "Ben ik de vriendschap van de jarige nog waard?"

Maar hoe kom je van A naar B? Zeven jaar dagelijkse gesprekken met mijn peut hebben mij gebracht waar ik nu ben, maar dat wens ik niemand toe. Begin eens met de vraag: IS DAT ERG? Wie gaat er dood nu jij iets vergeten bent? Wie blaast jullie relatie finaal op als je het gewoon heel menselijk uitlegt? Waarschijnlijk niemand.

Tweede vraag: Kan ik de oplossing leuker of beter maken dan het oorspronkelijke plan? Dat heeft namelijk te maken met het omturnen van een bedreiging in een kans. En dat maakt het leven van een hoop problemen tot een leuke, spannende uitdaging.

Zo moge het zijn.

zondag 25 september 2011

Social Media-knop kan uit

Vlak voor mijn vakantie zette ik alle berichten van mijn LinkedIn-discussiegroepen uit. Zo kon mijn Inbox tijdens mijn vakantie niet onoverzichtelijk vol lopen. Na mijn vakantie lagen er zoveel opdrachten op mij te wachten, dat ik de berichten nog steeds niet heb aangezet. Ook Twitter heeft mij al die tijd moeten missen. Ik moet zeggen dat ik het heerlijk vind. Ik ben zelden zo productief geweest als de afgelopen anderhalve maand en heb de berichten nog geen moment gemist. Zou ik nu belangrijke opportunities missen? Vast wel, maar momenteel verkeer ik in de luxe-positie dat ik meer werk heb dan ik aankan, dus daar maak ik me maar geen zorgen over. Eerst de lopende boeken afmaken.

En daar geniet ik van. Eindelijk kom ik aan schrijven en redigeren toe en kan ik de hele PR-poespas eromheen even laten voor wat het is. Kon ik dat voorheen dan niet? Die LinkedIn-berichten hoefde ik toch niet te lezen? Nee, maar als er iets in mijn mailbox zit, verdwijnt het pas nadat ik het heb gelezen. En lezen leidt tot reageren. Vaak vond ik dat nog leuk ook. Niet zelden was ik de hele ochtend bezig mijn mailbox weg te werken. En de boeken bleven liggen. Niet erg productief, dus.

Toegegeven, het sloeg een beetje door. Mijn blog liet ik ook liggen. Heb ik daardoor volgers verloren? Misschien. Het scheelde me een vrijdagochtend schrijven. Ik lees wel eens veel schrijvers ook in de avonden of weekends schrijven. Ik kies daar niet voor, want in de avonden wacht het huishouden en de weekends zijn terecht voor mijn gezin dat mij door de weeks nauwelijks ziet. Vandaag is de uitzondering, want deze zondag heeft mijn lichaam mij aan bed gekluisterd. Hopelijk maar voor een dagje. Stiekem geniet ik ervan, hoewel de symptomen bepaald niet gefaked waren.

De afgelopen werkdagen stoeide ik met een interview met Ariane Inden, een gedreven onderneemster in verantwoorde cosmetica en verzorgingsproducten in het topsegment. Ze krijgt een welverdiende plek in mijn boek over inspirerende oud-studenten van de eigenzinnige Universiteit Nyenrode. Terwijl ik daaraan schrijf, ervaar ik direct weer wat inspirerende mensen met je doen: ze geven je de drive en ideeën om dingen voor elkaar te boksen. En dan lukken dingen en daar krijg je bakken zelfvertrouwen en energie van. Dat wens ik iedereen toe!

Nu even deze blog uitventen op LinkedIn en Twitter. ....? Wat schrijf ik nou?

maandag 22 augustus 2011

0900

Een paar dagen geleden. Ik bel nog maar eens naar de NS Klantenservice. Uiteraard een 0900-nummer, dus ik check eerst welk gewone nummer erachter zit en bel dat. Geen succes, ik krijg slechts een bandje dat verwijst naar het 0900-nummer. Toch maar doen dan, à tien cent per minuut extra. Na een zoektocht door keuzemenu’s waar uiteraard mijn vraag niet tussenzat, kreeg ik een jonge knul aan de telefoon.

“Goedemiddag, meneer, ik heb op 1 november via uw website een nieuw Voordeelurenabonnement gekocht op een nieuwe chipkaart die op 15 augustus zou ingaan. Nu wil ik morgen buiten de spits met de trein, maar ik heb nog steeds mijn kaart niet ontvangen.”

“Dat is vervelend, mevrouw, ik ga uw gegevens er even bijpakken. Mag ik uw postcode en huisnummer?”

“..”

“En ter controle uw geboortedatum?”

“…”

“Klopt het dat u in mij uw abonnement heeft laten beëindigen?”

“U praat over een oud abonnement op een oude kaart. Ik bel over de nieuwe.”

“Ja, maar als die foutief is beëindigd, kunnen we dat misschien terugdraaien.”

“Dat heeft een collega van u vlak na mijn vakantie al eens geprobeerd, maar dat kon toen niet meer, omdat dat abonnement niet meer bestond.”

“Maar heeft u wel een pasfoto formulier ontvangen en teruggestuurd?”

“Ja, nadat mij eerst was verzekerd dat dat voor een duplkicaat niet nodig was en ik weken later belde waar dat duplicaat bleef. Toen heb ik alsnog die pasfoto ingestuurd. Na mijn vakantie had ik nog steeds geen kaart en bleek dat het te lang had geduurd en mijn abonnement automatisch was beëindigd. Het kon niet teruggedraaid, omdat dat abonnement intussen niet meer bestond. Kunnen we daar nu over ophouden? Ik wil weten waar mijn nieuwe kaart blijft.”

“O. Maar dat oude abonnement is het enige abonnement dat ik hier in het systeem heb staan. Ik zie geen nieuwe aanvraag. Heeft u een bevestiging van uw aanvraag ontvangen?”

Ik zoek in de mailboxes van mijn nieuwe en oude computer en vind uiteindelijk het gevraagde.

“Ja, wilt u het referentienummer?”

“Nou, uw kaartnummer graag.”

“Dat staat er niet op”

“Dat moet op uw OV-chipkaart staan, mevrouw.”

“Maar daar bel ik juist over: die heb ik nog niet.”

“O ja. Tja. Ik heb geen bevoegdheden om dieper in het systeem te kijken. Ik ga even met een collega overleggen en u doorverbinden naar de afdeling die u verder kan helpen. Mag ik u even in de wacht zetten?

“…”

“Dan wens ik u nog een hele fijne dag, mevrouw.”

“…”

<a onblur="try {parent.deselectBloggerImageGracefully();} catch(e) {}" href="https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEipwsAHK7r8awNrCfCMydNtG2UmLAF7sZpsLUf12f7XwChNEZSiGfmn7gqkYW9eaXBsSSuqK4kcWQuKT3Cv56l-ezZjTL6_sC6G_Z78IMsA0ufcwpHHVntQhYRoPwopLuVgu-_yUwuoKPE/s1600/ov+chipkaart+gecompr.JPG"><img style="display:block; margin:0px auto 10px; text-align:center;cursor:pointer; cursor:hand;width: 400px; height: 255px;" src="https://blogger.googleusercontent.com/img/b/R29vZ2xl/AVvXsEipwsAHK7r8awNrCfCMydNtG2UmLAF7sZpsLUf12f7XwChNEZSiGfmn7gqkYW9eaXBsSSuqK4kcWQuKT3Cv56l-ezZjTL6_sC6G_Z78IMsA0ufcwpHHVntQhYRoPwopLuVgu-_yUwuoKPE/s400/ov+chipkaart+gecompr.JPG" border="0" alt=""id="BLOGGER_PHOTO_ID_5643655755664705378" /></a>

Mijn oude, geblokkeerde kaart

 

Ondertussen log ik even in op de site van mijn bank en zie dat het abonnementsgeld op 1 augustus direct is afgeschreven. Ik krijg een dame aan de telefoon.

“Goedemiddag, mevrouw, ik heb op 1 november via uw website een nieuw Voordeelurenabonnement gekocht op een nieuwe chipkaart die op 15 augustus zou ingaan. Het abonnementsgeld is al afgeschreven. Nu wil ik morgen buiten de spits met de trein, maar ik heb nog steeds mijn kaart niet ontvangen.”

“Dat is vervelend, mevrouw, ik ga uw gegevens er even bijpakken. Mag ik uw postcode en huisnummer?”

“..”

“En ter controle uw geboortedatum?”

“…”

“Mevrouw, ik denk dat de aanvraag gewoon niet is binnengekomen. U kunt het beste een nieuwe aanvraag doen.”

“Ja, en nog een keer betalen, zeker. Het abonnementsgeld is op 1 augustus direct van mijn rekening afgeschreven.”

“En wat was dat ook alweer voor abonnement, mevrouw?”

Zo’n nieuw Voordeelurenabonnement. Nieuwe stijl. Dat wil zeggen: waar jullie de avondspits uit hebben geknikkerd en toch even veel geld voor vragen.”

“Mevrouw, u belt over de nieuwe abonnementenserie. Daar ben ik niet voor getraind. Daar kan ik u niet mee helpen. U moet een ander 0900-nummer bellen. Ik zal het u geven… Mag ik nog een hele fijne dag wensen?”

“…”

 

Ik draai het nieuwe 0900-nummer à 10 cent per minuut extra en krijg een mevrouw aan de lijn.

“Goedemiddag, mevrouw, ik heb op 1 november via uw website een nieuw Voordeelurenabonnement gekocht op een nieuwe chipkaart die op 15 augustus zou ingaan. Het abonnementsgeld is al afgeschreven. Nu wil ik morgen buiten de spits met de trein, maar ik heb nog steeds mijn kaart niet ontvangen.”

“Dat is vervelend, mevrouw, ik ga uw gegevens er even bijpakken. Mag ik uw postcode en huisnummer?”

“..”

“En ter controle uw geboortedatum?”

“…”

“Ja, ik zie uw aanvraag staan. Staat er in uw bevestiging wanneer u uw kaart kan verwachten?”

“Nee, maar er staat wel dat het abonnement ingaat per 15 augustus, dus dan verwacht ik dat de kaart uiterlijk drie dagen geleden in mijn brievenbus had moeten zitten.”

“Ja, dat begrijp ik. Maar hier in ons systeem klopt alles. Uw abonnement loopt en kan gebruikt. Ik vrees dat ik u moet door verwijzen naar OV Chipkaart BV om te vragen waarom de kaart nog niet bij u is. Misschien is er in hun productieproces iets mis gegaan. Ik zal u het 0900-nummer geven… Mag ik u nog een fijne dag wensen?”

 

Dus ik bel het 0900-nummer. Raad u al hoe het gesprek zal verlopen? Weer een vriendelijke mevrouw meldt zich.

“Goedemiddag, mevrouw. Ik heb op 1 augustus bij de NS-website een nieuw Voordeelurenabonnement besteld op een nieuwe OV-chipkaart. Het abonnementsgeld is afgeschreven en NS Klantenservice heeft net bevestigd dat het abonnement is op 15 augustus is ingegaan. Maar ik heb de chipkaart nog steeds niet ontvangen.”

“Dat is vervelend, mevrouw, ik ga uw gegevens er even bijpakken. Mag ik uw postcode en huisnummer?”

“..”

“En ter controle uw geboortedatum?”

“…”

“Ik zie dat u als laatste product reizen op saldo heeft aangevraagd.”

“U kijkt naar de verkeerde chipkaart, mevrouw. Dat is mijn GVB-chipkaart, die ik uit arremoe geschikt voor treinverkeer heb laten maken, zodat ik ten minste met de trein kon reizen. Maar die kaart loopt in oktober af, daar kon ik geen nieuw NS-Voordeelurenabonnement op laden. Dus heb ik een nieuwe OV-chipkaart aangevraagd voor dat abonnement.”

“O. Maar die GVB-kaart is de enige die ik in ons systeem heb staan. Ik zie geen nieuwe aanvraag.”

“Het geld is al van mijn rekening, dus er moet iets in gang gezet zijn.”

“Ik vrees dat de NS is vergeten de aanvraag aan ons door te geven. U zult toch de NS moeten bellen om die aanvraag nogmaals bij ons te doen. En dan duurt het nog twee tot drie weken voordat de kaart is aangemaakt en bij u thuis is.”

“Nòg twee tot drie weken? Ik zit al vanaf mei zonder Voordeelurenabonnement!”

“Het spijt me, mevrouw, ik begrijp uw frustratie, maar ik kan hier niets voor u doen. U kunt wel bij de NS een tijdelijke Voordeelkaart aanvragen. Op hetzelfde nummer. Zal ik u het nummer even geven? 0900… Dan wens ik nog een hele fijne dag verder, mevrouw.”

“…”

 

Ik bel nogmaals het 0900-nummer à 10 cent extra per minuut en krijg weer een andere mevrouw aan de lijn. Ik leg haar het verhaal van OV Chipkaart BV uit.

“Goh, wat vervelend, mevrouw, ik ga uw gegevens er even bijpakken. Mag ik uw postcode en huisnummer?”

“.. en mijn geboortedatum is…”

“Dank u wel. Goh, wat gek, in mijn systeem staat alles helemaal goed. Ik probeer even uit te zoeken hoe dat zo heeft kunnen lopen. Heeft u een bevestiging ontvangen?”

Nu wordt het me te veel en ik schiet uit mijn slof: “Mevrouw, het interesseert me geen moer wat er in uw systeem staat en hoe het zo is gelopen. Ik ben nu exact 50 minuten met dure 0900-nummers aan het bellen om fout na fout te ontdekken en steeds weer van het kastje naar de muur gestuurd te worden. Ik betaal buiten mijn schuld al maanden het volle pond in plaats van mijn 40% korting. Die kosten ga ik allemaal op de NS verhalen. U gaat nu voor mij twee dingen doen: u gaat een nieuwe aanvraag voor een OV-chipkaart bij OV Chipkaart BV doen en u gaat mij een tijdelijke voordeelkaart geven.”

Gelukkig kruipt ze in haar schulp en doet wat ik vraag.

“Ik heb het in orde gemaakt, mevrouw, de aanvraag is gedaan en uw tijdelijke voordeelkaart ontvangt u over twee à drie dagen.”

“Ik moet morgen van Almere naar Roosendaal op en neer tijdens daluren. Hoe doe ik dat?”

“Dan belt u dit nummer weer de dag erna en krijgt u restitutie. Kan ik u verder nog ergens mee van dienst zijn?”

“…”

“Dan wens ik u toch nog een hele prettige dag verder, mevrouw.”

“…”

 

Ik zet in mijn agenda dat ik over drie weken check of mijn chipkaart en over drie dagen of mijn tijdelijke voordeelurenkaart binnen is, met de 0900-nummers er vast bij.

 

Twee dagen later. Ik wil voor mijn restitutie bellen en log dus eerst in op de NS-site voor het reisoverzicht van mijn OV-chipkaarten. Want ik heb de afgelopen weken meer reizen voor vol tarief gemaakt, waar ik best wel restitutie voor zou willen. Mijn oude GVB-chipkaart staat er uiteraard nog niet bij en ik klik op ‘OV-chipkaart koppelen’. Ik lees dat ik een servicecode nodig heb en vraag ‘m aan. Dan volgt een nieuw bericht: u kunt uw servicecode activeren bij de NS-kaartautomaat op het station. Groempf! Daar heb ik vandaag dus geen tijd meer voor; als ik morgen met Tim boodschappen moet doen, doe ik dat maar bij de supermarkt bij het station.

 

Maandag. Warempel het lukt om mijn reishistorie in beeld te krijgen; nu kan ik eindelijk de restitutie aanvragen. Weer bel ik het 0900-nummer en een zakelijk manier meldt zich. Ik probeer het eerst kort te houden bij het verhaal over de mislukte en hervatte nieuwe aanvraag en de restitutie, maar dat werkt niet. Hij vraagt naar mijn postcode enzomeer, kijkt weer in dat vervloekte systeem van hem en begint over het in juni beëindigde abonnement op de oude, geblokkeerde OV-chipkaart. Ik onderbreek hem en leg uit dat ik het graag over mijn nieuwe kaart wil hebben. Warempel, hij vind de nieuwe gegevens, concludeert dat hij bang is dat de aanvraag voor mijn nieuwe chipkaart nog steeds niet naar behoren loopt, wil het nu voor eens en altijd goed geregeld hebben en vraagt of hij mij mag doorverbinden naar een andere afdeling. Ik houd wel van wat doortastendheid en geef toe. Hij wenst mij een fijne dag. Ik luister minuten naar een kalmerend muziekje en dan wordt de verbinding verbroken.

Arggh. Ik bel weer het 0900-nummer en krijg een jongeman aan de lijn. Nee, hij kan niet doorverbinden naar die andere collega, ik moet het verhaal aan hem voorleggen. Nog een keer leg ik uit. Geef nog een keer mijn postcode enzomeer. Hij houdt ruggespraak, concludeert dat alles goed moet zijn, maar dat ik gerust bij OV Chipkaart BV de status van de productie van de kaart mag opvragen. En de restitutie-aanvraag kan ik schriftelijk indienen met de bijbehorende kaartjes. Ik protesteer; een telefoontje zou voldoende zijn en ik heb geen kaartjes, maar heb mijn oude GVB-chipkaart gebruikt. Verwarring. Ik stel voor dat als hij mijn reizen niet nu al in zijn scherm kan zien, ik hem het nummer van die oude kaart geef. Hij stemt in en dat gaat het lampje in zijn hoofd branden. Restitutie geregeld; het geld zal worden overgemaakt op mijn rekening. Ook ik wens hem een fijne dag.

 

Dan bel ik OV Chipkaart BV en vraag de status op van mijn nieuwe kaart. Weer die postcode.

“Mevrouw, ik zie dat de aanvraag binnen is, maar de NS maakt al haar chipkaarten zelf. Ik kan u niet vertellen of de kaart wordt gemaakt of al naar u onderweg is; u moet bij de NS zijn.”

Hem wens ik geen fijne dag. Hij mij wel.

 

Nog een keer de NS-Klantenservice. Een nieuwe jongeman meldt zich (hoeveel zouden ze er hebben?). Hij hoort mijn verhaal aan, zucht en verwoord zijn medelijden met de behandeling die mij ten deel valt. Vervolgens verzekert hij mij dat OV Chipkaart BV alle chipkaarten van de NS produceert, maar hij zal mij niet meer naar hen laten bellen; dat zal hij wel doen terwijl ik in de wacht sta. Een laatste keer geef ik mijn postcode enzomeer. Na wat zoeken weet hij zowaar een kaartnummer van mijn nieuwe kaart tevoorschijn te toveren. Dat is nieuwe informatie, dus ik vraag gelijk of ik dat nummer ook mag noteren. Wederom luister ik naar het geruststellende muziekje. Ten slotte meldt zich een mevrouw van OV Chipkaart BV.”

“Mevrouw, ik zie in het systeem dat uw kaart begin augustus is verzonden naar een adres in Maarssen. Volgens de meneer van de NS die ik net sprak, woont u in Almere, klopt dat?”

“Ik beaam. Maarssen is mijn oude woonplaats van jaren geleden. Vreemd dat mijn nieuwe adres bij de aanvraag door de NS voor mijn nieuwe kaart, niet is overgenomen.”

“Mijn excuses daarvoor. Ik ga die verzonden kaart blokkeren en een nieuwe kaart voor u aanmaken. Dat duurt tien werkdagen.”

“So be it,” zeg ik gelaten. “Hoe kan het trouwens dat uw collega’s die ik de afgelopen dagen sprak, dit niet konden zien in hun systeem?”

“Zij hadden het nummer niet van de kaart in kwestie, mevrouw, de meneer van de NS die ik net sprak wel.”

Uiteraard krijg ik weer een fijne dag toegewenst. Nu moet mijn dag wel heel goed worden…

 

Ik delete de vorige aantekening in mijn agenda en maak een nieuwe over tien dagen. Of misschien moet ik over een paar dagen nog eens de status checken? Maar ja, het kaartnummer dat ik noteerde, is intussen geblokkeerd en het nieuwe weet ik niet. Hoeveel telefoonkosten zou ik intussen gemaakt hebben? Toch de klachtenbrief naar de NS afschrijven en de telefoonkosten terugvragen? Maar die schuiven de verantwoordelijkheid af op OV Chipkaart BV...

 

Volgt u het nog? En? Uw advies?

vrijdag 1 juli 2011

Lieve ik

Petra Kruijt heeft een creatieve actie verzonnen om haar boekverkopen op te krikken: http://lieveik.tumblr.com. Schrijf een brief aan jezelf die je over vijf jaar zou willen ontvangen, stop er een aankoopbewijs van haar boek bij en stuur ’m naar haar. Je krijgt je brief over vijf jaar toegestuurd en maakt kans op een uitnodiging voor een inspirerende schrijfmiddag met haar. Nou, haar boek hoef ik niet, maar die brief wil ik wel schrijven. Hier.

Lieve ik,

Vijf jaar geleden vroeg je me om een brief. Bij deze. Ik hoef niet te vragen hoe het met je gaat, want dat weet ik. Maar weet jij nog hoe het toen met je ging? Je had net zo’n beetje ontdekt hoe je na de geboorte van Tim zonder oververmoeidheid (vanuit je dubbelrol als echtgenote, moeder en ondernemer), depressieve buien en computerspelletjesverslaving je werk energieker en creatiever kon doen en was begonnen aan wat je hoopte dat een gestage weg omhoog zou zijn. Je voelde je dankbaar voor de inspirerende mensen die je zover hadden gekregen. Je probeerde het geleerde uit te stralen en in te zetten voor de mensen om je heen. Het ging nog met vallen en opstaan, maar het ging. Je dromen voor de grote doorbraak naar een bloeiend bestaan als schrijfster en schrijfcoach leken van dromen realistische mogelijkheden te worden, als je maar die draad omhoog zou weten vast te houden. Je ambitie was niet zo vreselijk hoog, je wilde vooral plezier hebben in je werk, je wilde andere mensen helpen en je wilde dat het genoeg zou opleveren voor een welkome bijdrage aan het huishoudpotje.

Wel, Katja, ik schreef deze brief dus vijf jaar geleden en de gave om in de toekomst te kijken heb ik niet. Ook vijf jaar geleden niet. Maar stel je nou voor dat het je inmiddels voor de wind gaat. Wat wil je dan van me horen?

Misschien: Als je nou beginnende schrijvers coacht, denk eens aan vijf, nee, tien jaar geleden. Hoe je voelde hoe je soms juweeltjes schreef, maar worstelde met elk commentaar? Hoe je vocht tegen de druk vanuit je gezin om centen op de plank te brengen, terwijl je wilde schrijven? Hoe je in het diepste geheim vocht tegen je computerspelletjesverslaving die jouw zo bevochten schrijfuren wegknabbelde? Hoe je erachter kwam dat die verslaving een vlucht was voor nare emoties over de dingen in het leven die niet zo gingen als je graag wilde? Dat je ervanaf kwam door die emoties op te schrijven in je dagboek? Elke ochtend voordat je aan het schrijven ging? Dat je vervolgens op de meest briljante invallen kwam? Voor oplossingen in het leven én voor teksten?

Misschien: Vertel je klanten die voor schrijfcoaching komen, daar eens over. Waarschijnlijk zullen ze je dankbaar zijn. Want schrijfcoaching is niet alleen maar schrijftechniek. Vooral wanneer het gaat over autobiografisch schrijven, is het soms een halve therapeutische sessie. En daar heb jij meer dan genoeg levenservaring voor en toch genoeg distantie om geen oplossingen op te dringen.

Misschien: Schrijf er eens een boek over. Die miljoen mensen die een boek willen schrijven maar er niet toe komen, zullen je dankbaar zijn.

Maar stel je nu eens voor dat het allemaal niet is gelukt. Dat je je schrijfbedrijf hebt opgedoekt en maar weer een redactiebaantje hebt genomen. Wat wil je dan van me horen?

Misschien: Wat een rust, hè? Geen gevechten meer aan de keukentafel over geld, geen twijfel meer over of je wel genoeg doet aan acquisitie, geen angst meer voor de oordelen van opdrachtgevers, geen angst meer voor tegenvallende boekverkopen. Gewoon de deur van kantoor achter je dicht trekken, boodschap doen, Tims verhalen over school en vriendjes aanhoren, samen kokkerellen en smikkelen, Tim een nachtzoen brengen en dan de strijk of het verstelwerk, samen met manlief achter de buis. Geniet ervan, Katja, je hebt het verdiend en het is je beloning.

Misschien: Wat doet het ertoe of je financieel succesvol bent geweest? Je hebt het vol overgave geprobeerd, er heel veel plezier in gehad en inspiratie uitgehaald, er een massa van geleerd en een hele hoop andere mensen geïnspireerd met je schrijfsels. Was het dat niet waard? Jawel.

Misschien: Kop op, en nu op een andere manier blijven proberen te doen wat goed voelt. Blijf die creativiteit en inspiratie aanvullen en laat ’m stromen. Blijf elke avond dankbaar voor de mooie momenten van de dag. En blijf elke ochtend de blokkerende, negatieve gedachten en gevoelens van je afschrijven. Wie weet of jij dat bedrijfsblad niet tot het meest innovatieve en inspirerende bedrijfsblad weet te krijgen waar alle anderen een voorbeeld aan nemen?

Misschien: Als het nou niet lukt om dat bedrijfsblad een kwaliteitsblad te laten worden, schrijf in de avonduren eens een hilarisch boek over hoe al die saaie bedrijfsbladen toch iedere keer weer tot stand komen. Kun je geen typische karikatuur van je eindredacteur opvoeren die elke poging om tot een inspirerend stuk te komen absurdistisch laat mislukken? Of zo?

OK, Kattepetat, tijd om weer eens een brief te gaan schrijven. Voor over vijf jaar.

Tot dan,

Katja

woensdag 8 juni 2011

Zorgen voor Morgen

Onlangs ben ik met een aantal andere kunstenaars gevraagd om mee te brainstormen met zorgprofessionals, wetenschappers en MKB over de problemen die de vergrijzing oplevert voor de zorgsector. Dus: de vraag naar zorg stijgt in kwantitatieve (meer ouderen/chronisch zieken) en kwalitatieve zin (iedereen stelt hogere eisen en de diversiteit aan etnische ouderen vraagt ook om flexibiliteit). Tegelijkertijd daalt het aanbod in relatieve zin al jaren: steeds minder mensen willen in de zorg werken en we moeten ook nog eens bezuinigen.

De opdrachtgever bleek de oplossingsrichtingen al te hebben bedacht:
- Ouderen/chronisch zieken moeten langer thuis wonen
- Werken in de zorg moet aantrekkelijk worden
- Er moeten minder handen aan het bed nodig worden
Dat klinkt logisch en voor de hand liggend, maar uiteraard borrelt bij mij direct de vraag op of er nog andere oplossingsrichtingen denkbaar zijn. Je wilt geen uitgebreid denk- en discussiewerk overnieuw voeren, maar je wilt ook geen oplossingsrichtingen missen. Hmm. Wie hebben hier hoe lang en hoe over nagedacht? Ouderen, chronisch zieken en hun mantelzorgers zijn bij onze brainstormsessie niet uitgenodigd. Curieuze keuze? Gevaarlijke fout? Hun behoefte doet niet ter zake? Hmm.

En ook een paar randvoorwaarden liggen al vast:
- Oplossingen moeten financierbaar zijn. Ik vermoed dat de schrijver van de opdracht bedoelt: liefst een besparing opleveren in vergelijking tot de huidige situatie, want daar lijken bij de opdracht meegeleverde voorbeelden op te wijzen.
- De kwaliteit van de zorg moet gegarandeerd. Welk criterium voor het kwaliteitsoordeel we daarbij moeten hanteren, staat niet in de opdracht. Medische kwaliteit? Patiënttevredenheid? Eerste levensbehoeften vervuld? Menselijk contact?

Aan ons kunstenaars de opdracht om de andere partijen op ‘out-of-the-box’-ideeën te brengen. Om de gedachten wat te bepalen, kregen we een paar voorbeelden mee van ideeën die eerdere brainstormsessies hadden opgeleverd:
- De gamingindustrie (voor de digibeten onder de doelgroep: dat zijn de makers van computerspelletjes) stelde voor om gameconcepten te maken die ouderen die bijvoorbeeld na een operatie weer moeten revalideren, te prikkelen tot beweging. Tja. Dat bespaart wellicht bezoekjes aan een dure fysiotherapeut met alle bijbehorende vervoersproblemen en –kosten. Maar mijn moeder- en schoonmoeder zijn bang voor elke knop op elk apparaat. Dus dan zou het voor hen een gameconcept zonder knoppen of apparaten moeten worden. Dat lijkt me een uitdaging. Ook willen ‘de mama’s’ graag minstens wekelijks een menselijk gezicht zien van een deskundige die hen vertelt of ze het goed doen, die hen vertelt dat elk pijntje dat ze erbij voelen gewoon bij het proces hoort en aan wie ze alle spookverhalen van kennissen en media kunnen voorleggen over enge ziektes waar hun symptomen ook wel een beetje op lijken. En zelfs al zou het om de babbel en niet om de inhoud gaan, dan zul je bij zo’n ontmenselijkende oplossing toch moeten voorzien in gezellig vrijwilligersbezoek om het nu ontbrekende praatje op te vangen. Hmmm.

- Een ander voorbeeld: een oefenlab voor aankomende zorgwerkers waar ze niet alleen kunnen oefenen in het zorgen, maar waar MKB’ers ook hun innovaties kunnen uittesten. Ik schrik. Dat oefenen op poppen of robots zal toch niet in de plaats komen van stages? Stel je voor: een patiënt die bang is voor prikken en allemaal smoesjes verzint om het prikmoment zo lang mogelijk uit te stellen. Hoe oefen je communiceren met zo’n patiënt op een al dan niet robotpop? En oefenen om een warrige patiënt ontbijt te geven die net bedacht heeft dat op tijd thuis moet zijn voor het avondeten en zijn jas wil aantrekken? Dat zijn een hoop oefenscenario’s om in zo’n robot te programmeren. Oefenen met ‘the real thing’ gaat juist uit van oefenen met mensen met al hun onzekerheden en eigenaardigheden, terwijl in een lab alles gemodelleerd is. Weer een zorgmoment ontmenselijkt. Hmm. Laten we maar aannemen dat dit lab een aanvulling gaat vormen op de stage.

- Nog eentje dan: sensoren in huizen van thuiswonende dementerenden, zodat de zorgprofessional op afstand kan beoordelen of de patiënt hulp nodig heeft. Die sensoren bezorgen de professional informatie als: heeft de patiënt zijn ochtendplasje wel gedaan? Heeft ie gedoucht? Ontbeten? Brrrr, wie krijgt daar nou geen ‘Big Brother’-associaties bij. Natuurlijk, het bespaart steeds terugkerende vragenlijsten die samen met de patiënt en/of zijn verzorgers moeten worden ingevuld. En waar mijn moeder helemaal iebel van zou worden en plagerig gekke antwoorden op zou gaan geven. Maar het haalt weer de menselijke factor uit het leven van de oudere, die vaak al zo eenzaam is en behoefte heeft aan structuur: waarom komt die zuster met dat rode haar niet meer elke ochtend om acht uur langs om te helpen met …? Waarom is er ineens wel een onbekend, blond meisje als je een keertje wil uitslapen na laat familiebezoek? Hmm.

Misschien is het mijn opdracht als schrijfster en verhalenvertelster om straks tijdens mijn brainstorm mijn gesprekspartners uit te dagen om tot oplossingsrichtingen te komen die naadloos passen in het levensverhaal van de oudere. Zal ik vast wat foto’s uitknippen ter inspiratie voor de zorgmanagers, technische laboranten en gamedevelopers? Karakterfoto’s van oudere Indische dames in sarong, roti kokende, Surinaamse ‘big mama’s’, Hollandse verzetsstrijders, Amsterdamse Jordaanbewoners, dementerene ex-Unifilsoldaten, Goudase kaasboerinnen en zo? De brainstorm vindt plaats tijdens een congres: http://bit.ly/j11pTk

Misschien willen woningbouwcorporaties dan wel nadenken over aanleunwoningen voor ouderen naast de eengezinswoning van hun zoon of dochter. Met verbindingsdeur ertussen en intercom of zo? Of gezinswoningen met een ruime zit/slaapkamer op de begane grond voor oma? Schijnt in Duitsland veel te gebeuren. Zou ik meteen aankopen voor mijn mama’s. Kunnen ze lekker met de pot mee-eten, help ik ze met douchen en aankleden, vul ik de zorgformulieren wel in, hoeft mijn zoontje minder naar de kinderopvang, etc. Wel graag met thuishulp erbij, want ik moet ook nog werken en met alleen man en zoon een weekje op survivalkampeertocht kunnen gaan. Maar dan zorg ik wel voor koffiebezoek van de buurvrouw en wandelgezelschap naar het buurthuis. En ik gooi de vriezer vol met Indische restjes (want van Tafeltje Dekje moet ze overgeven) om in een pannetje (want voor de magnetron is ze bang) op te warmen. Uiteraard met zelfgemaakte sambal van verse rode pepers, rode sjalotjes, veel biologische knoflook, verse loaswortel (niet rendabel om aan te schaffen voor een keuken van een Hollands kokend verzorgingshuis) en met gefermenteerde garnalenpasta (streng verboden in de overhygiënische keukens van de ouderenzorg). Hmmmmmmmmmm!

vrijdag 27 mei 2011

Jood uit Indië trouwt hervormde Nieuwe Dieperse

Sommige levensverhalen zijn een regelrechte uitdaging. Soms heeft een klant al een zeer uitgesproken idee over wat hij wel en niet interessant vind om in het verhaal op te nemen. Aan mij om uit dat beperkte arsenaal toch bouwstenen te vinden die laten zien hoe hij de mens is geworden die zijn naasten vandaag kennen. Bijvoorbeeld als hij de verhalen van zijn voorouders niet interessant vindt voor zijn kinderen. Nog groter wordt de uitdaging als het ene voorouderpaar uit de voorloorlogse, joodse-Amsterdamse gemeenschap kwam met alle culturele kenmerken van dien en het andere Nieuwe Diepers (Den Helder) in hart en nieren was. Kan de uitdaging nog groter? Ja. Het ouderechtpaar verhuisde naar Nederlands-Indië, geniet van de koloniale cultuur, overleeft de Japanse concentratiekampen en mijn klant voelt zich een ware totok-Indischman (een blanke Indischman). Terug in Nederland bekeert hij zich overtuigd tot de Hervormde Kerk.

Hoe schetst een biografe deze hoofdpersoon geloofwaardig en verhelderend voor het nageslacht zonder de verhalen van de voorouders? Ik besluit heel kort en feitelijk de familieachtergrond te benoemen en zoek vervolgens in de interviews naar de typisch joodse, Indische en West-Friese gebruiken, spreekwijzen, keuzes, reacties, gedachtengangen en zo meer in zijn eigen leven. Voor zover ik die als niet-joodse, niet-West-Frieze kan herkennen, natuurlijk. Gelukkig antwoord mijn klant uitvoerig op vragen die beginnen met "Klopt het dat..." Steeds weer vraag ik waarom hij zus of zo deed in die en die situatie? De memorecorder zorgt ervoor dat ik kenmerkende uitspraken letterlijk in het verhaal kan verwerken: de Indische gewoonte om hulpwerkwoord en voltooid deelwoord om te draaien en veel zinnen met 'die' te beginnen. De verhalen over de vooroorlogse ontmoetingen met de (joodse) ooms en tantes die na de repatriëring naar Nederland ineens verdwenen bleken. Zijn liefde voor die lievelingsgerechten uit al die culinaire achtergronden.

Nu ik ten slotte de familiefoto's invoeg, wordt het beeld steeds sprekender en gaat het leven. Zou het voldoende zijn? Het oordeel zal van de kinderen komen...

donderdag 19 mei 2011

Jan Kees de Jager: het volgende inspirerende hoofdstuk

In de trein ontdek ik tot mijn schrik dat mijn paspoort nog in mijn andere tas zit. Shit! Ik moet mij straks legitimeren bij de receptie! Ik kijk op mijn horloge. Dat halve uur speling heb ik nog, maar even vanaf Schiphol op en neer naar huis duurt langer. Bij een minister kom je niet te laat. Het is al uniek dat hij mij een interview wil geven; ik kan mijn hand niet overspelen. Ik bel naar de afdeling Voorlichting van het Ministerie van Financiën. Het blijkt geen probleem. Pfft.

In de ontvangsthal deelt de secretaresse mee dat in deze begrotingstijd de agenda van de minister wat ineen geschoven is. Maar de minister wilde dit interview per sé laten doorgaan, dus hebben ze niet afgebeld, maar mijn interviewtijd teruggebracht tot een half uur. Ik slik. Dat wordt gevorderde improvisatieacrobatiek. In vogelvlucht door al mijn vragen heen of er een paar uitkiezen en de rest laten zitten? Ik vraag of ik in de uitgewerkte interviewtekst eventuele verdiepingsvragen mag zetten, die de minister vervolgens schriftelijk kan beantwoorden. Dat mag en ik kies voor mijn eerste optie.

Dan schud ik de hand van Jan Kees de Jager, door veel oud-Nyenrodestudenten genomineerd als een inspirerend leider. Hij is zo informeel als ik gewend ben van Nyenrodianen onder elkaar, verontschuldigt zich voor zijn agendaprobleem en verzoekt me direct mijn vragen af te vuren.

We praten over wat geïnspireerd en inspirerend werken in zijn ervaring is en hoe hij dat doet. Zijn hoofdconclusie is dat je pas waarlijk mensen kunt inspireren, wanneer je authentiek bent. Daarmee bedoelt hij dat je enthousiast uitdraagt waar je waarlijk in gelooft; je visie op dat wat je belangrijk vindt.

Ik vroeg hem wie hem dat had geleerd; was er een hoogleraar op Nyenrode geweest die hem dat had verteld? Een stilte valt. Nee, besloot Jan Kees, dat had ie gewoon gaandeweg geleerd.

Snel ga ik verder met mijn andere vragen en in de trein naar huis lees ik mijn mail, twitterberichten en twitter wat terug. De dagen en zelfs weken erna gaan op boeken voor ongeduldige klanten en het interviewbandje van Jan Kees blijft liggen. Omdat ik voorzie dat het zo nog wel even door zal gaan, stuur ik het bandje op naar een freelance secretaresse.

Dan zijn mijn deadlines even weggewerkt en heb ik een middagje rust om orde aan te brengen in de chaos van mijn bureau. De transcriptie is nog niet binnen, maar mijn gedachten dwalen weer even af naar de woorden van Jan Kees.

Nee, dat leer je niet op Nyenrode. Docenten leren je allerlei theorieën en technieken en de studentenvereniging leert je om je te conformeren aan allerlei gedragsregels van hen die je geacht wordt te willen nastreven. Maar om jezelf te zijn, je visie te ontwikkelen en die uit te dragen? Welke universiteit leert zijn studenten dat?

Het lijkt erop dat in mijn boek over inspirerende oud-Nyenrodestudenten de hoofdboodschap van de interviewees veel dezelfde elementen bevat, maar steeds andere accenten heeft. Hoe ga ik dat vormgeven en boeiend houden? Een boeiend proces. Ik ben heel benieuwd naar het eindresultaat. Ook besluit ik om hoogleraar Business Spiritualiteit Paul de Blot te vragen om geen algemene inleiding over inspiratie te schrijven, maar om de hoofdboodschap van de interviewees te becommentariëren vanuit zijn theoretische kader. Als epiloog. Dat lijkt me veel spannender.

woensdag 23 maart 2011

flaptekst


Zondag gaf ik weer een workshop over hoe je een autobiografie moet schrijven in De Nieuwe Bibliotheek van Almere Stad. Het was een inspirerend groepje deelnemers en dat is voor mij ook altijd inspirerend werken.

Deze keer had ik de volgorde omgedraaid: eerst oefeningen geven en daarna pas de theorie en de tips samen met de feedback. Ik merkte dat daardoor de tips beter ‘landden’: de deelnemers hoorden geen droog, theoretisch verhaal aan dat ze vervolgens moesten gaan toepassen, maar herkenden het probleem en kregen zomaar een oplossing in de schoot geworpen. Die volgorde houd ik er voortaan dus maar in .

Een andere eye-opener, was het effect van een oefening die ik uit één van mijn andere workshops (‘Hoe schrijf je een boek?’) had geleend: schrijf een achterflaptekst. De meeste workshopdeelnemers hadden geen openbare publicatie voor ogen; zij schrijven vooral voor familie en bekenden of als vrijwilliger voor ouderen. Toch bleek het weer eens een uitermate nuttige oefening.

Op de achterkant van een boek dat je in de winkel koopt, staat altijd waar het boek over gaat. Én: waarom de potentiële koper het toch echt zou moeten gaan lezen. Schrijf zo’n achterflaptekst maar eens van tevoren (je kunt ’m altijd nog veranderen aan het einde van het schrijfproces). Zo dwing je jezelf als schrijver namelijk om heel bondig en helder te verwoorden wat je gaat behandelen in je boek, naar welke conclusie je gaat toewerken en hoe je het boeiend gaat houden. Het helpt je om je verhaal onontkoombaar voort te laten stuwen van je pakkende opening naar je conclusie. Als je dat in die 10 zinnen kunt, kun je het ook in je boek.

Wel is het vaak handig om die achterflaptekst te schrijven op basis van je schrijfplan. Want daar zet je in steekwoorden alvast in voor wie je het schrijft, met welk doel en met welke globale hoofdstukindeling.

Nieuwsgierig naar meer? De hele presentatie van zondag kun je bekijken op mijn LinkedIn-profiel.

Schrijf ze!

maandag 7 maart 2011

'Jungle' Oostvaarders


Tim is dol op prentenboekjes over beestjes die avonturen beleven in het oerwoud. Gisterochtend vroeg ik:
“Wat zullen we vandaag gaan doen, Tim?”
“Naar de jungle, naar het wilde, woeste woud!”
Juist. Hoe lost een creatieve mamaschrijfster dat op?
“Dat is héél ver weg, Tim, dan moeten we eerst met de auto. Ga je dan niet zeuren dat je niet met de auto wilt?”
Even later zit hij ongeduldig in de auto. Ik rijd naar de Oostvaardersplassen, een natuurgebied op een half uur rijden van ons huis waar mijn kleine avonturier nog niet eerder is geweest.
“In ons wilde woeste woud wonen geen tijgers, Tim, maar wel heel veel andere dieren. Ga jij ze helpen zoeken?”
“Ja!”
Om het risico op teleurstellingen in te dammen, vertel ik niet welke dieren. Maar o, wonder, na 30 meter lopen we een bruggetje over waar enorme, karperachtige vissen onderdoor zwemmen. Tim helemaal blij:
“Daar! Vissen!”
Op een steiger in de zon snoepen we koekjes en drinken warme thee met honing uit een thermoskan, want het is maar een paar graden boven nul. Een meerkoet komt bedelen en een paar futen zwemt voorbij, luidt “Uuuh! Uuuu!” roepend.
Tim: “Fuuuuut! Fuuuuuut”
Het klinkt waarlijk naar het geluid dat futen maken. Om te voorkomen dat hij opstaat en van de steiger afkukelt, verzin ik een verhaaltje over futen die ruzie maken met meerkoeten en een karper die het weer goed maakt.

Als de thee en de koek op zijn, stappen we door het riet en horen en zien verschillende soorten ganzen.
Tim: “Gak! Gak”
Er vliegen aalscholvers over en o, wonder, even verder staan we ineens oog in oog met vier herten. Ik verstijf en Tim doet mij instinctief na. Ik fluister dat ie heel stil moet zijn, omdat dit echte, wilde dieren zijn die bang zijn van mensen. Hij is diep onder de indruk.

Even verder richten twee vogelspotters hun lange telelenzen op een paar roodbruine boomwortels op nog geen twee meter afstand. Ik vraag nieuwsgierig:
“Mag ik vragen wat jullie bekijken?”
“O, die kaalgevreten boomwortels”, leggen de twee uit.
Dat moet ik even vertalen voor een paar vragende oogjes naast me:
“Kijk Tim, weet je nog die hertjes van net? Die eten graag vers, sappig, gras. Maar dat is er niet in de winter. Dus in de winter knabbelen ze andere dingen. Zoals de schors van bomen. Voel maar hoe de schors van een boom hoort te voelen.”
Ik trek zijn wantje uit en leg zijn handje tegen een stuk boomschors. De twee telelenzen lopen door.
“Maar daar op die boomwortels zit geen schors meer, alleen nog maar het kale hout van de boom. Die hertjes hebben de schors weggegeten. Voel maar.”
Tim voelt en lacht: “Dat snapt Tim!”
“Wil je ook een stukje schors proeven?” vraag ik lachend.
“Neueueueh! Voor de hertjes.”

Om bij een vogelobservatiehut te komen, blijken we tot onze enkels door de blubber van het moeras te moeten. Ik zet Tim met zijn nog lichtelijk wankele beentjes in de rugdrager en waag het erop; mijn bergschoenen zijn tot aan mijn enkels waterdicht. Ondertussen probeer ik de dertien kilo op mijn rug uit te leggen wat een moeras is. Hij slurpt het geluid van mijn voeten na en vindt het berenspannend. Vlak voor de observatiehut is het pad gecamoufleerd met houten wandjes en afgedekt met rietmatten. Ik leg uit dat om wilde vogels te kunnen zien, zij óns niet mogen zien. Het voert de spanning nog meer op en Tim wordt er stil van.
Ineens klinkt het van achter mijn hoofd: “Waar is de trein?”
Een vingertje wijst naar de rietmatten boven ons hoofd. Met wat fantasie lijken de rietmatten inderdaad wel op trainrails en Tim is gek van een dvd over een trein die door de wereld rijdt en allerlei dieren in nood redt. Ik fantaseer verder:
“Misschien is de dierentrein de tijgers wel aan het redden in een ander wild, woest woud. Wat denk jij, Tim?”
“Neueueueh!”
O, zoveel realiteitszin zit er dus nog wel in mijn kereltje.

Dan komen we bij de deur van de observatiehut. Hij is open en we komen in een donkere, ronde houten hut. Van boven klinken stemmen en door het trappengat valt licht. Nieuwsgierig klimmen we naar boven. Voor een smal observatieluikje zitten de twee telelenzen te spotten en zachtjes te praten. Ik haal Tim uit de rugdrager en zet hem op een tafeltje voor een ander observatieluik. Ik heb voor vertrek niet de moeite genomen om papa’s kleine vogelkijkertje uit een (maar welke?) verhuisdoos op te graven maar ik zie Tim naar de telelenzen staren. Ik trek gauw ons observatieluik open en een machtig mooi uitzicht over de plassen openbaart zich. Tim begint opgewonden te wijzen:
“Daar! Wat dat? En daar! Is dat?”
Hij wijst alle vogels aan en mama vult haar zeer beperkte vogelkennis bliksemsnel en dankbaar aan met de vogelposters op de wanden van de hut. Tims ogen zijn beter dan de mijne, dus twee keer moet ik hulp vragen aan de telelenzen. Ze kijken verstoord op, maar smelten voor Tims vragende oogjes en antwoorden met een glimlach.

Ondertussen duw ik mandarijnpartjes in Tims mond. Het is ongemerkt al lunchtijd geworden en ik heb geen brood meegenomen. De vogelspotters ruimen het veld. Zijn we te druk of hebben ze het koud? Als alle vogels zijn aangewezen en de mandarijntjes op zijn, roept Tim heel hard:
“Koud!”
Bezorgd zet ik hem weer in de rugdrager en marcheer na een nieuwe modderbalansoefening in hoog tempo terug naar de auto. Tot Tims vreugde zien we ineens in de verte nog een wild paard. Om te voorkomen dat ie weer zelf wil stappen en het dus nog eindeloos duurt voordat we thuis ons broodje kunnen eten, verzin ik weer een verhaaltje. Dit keer over een wild paard dat zo graag een hertje wilde zijn. Maar eenmaal bij de hertjes besluit hij toch maar om weer paard te worden, omdat hertjes alleen maar willen rennen als er gevaar dreigt. Het werkt: het bolletje achter mij heeft alleen nog maar aandacht voor het paardje.

Ik bedenk me dat ik gauw de memorecorder op mijn mobieltje moet activeren en uittesten om al mijn spontaan voor Tim verzonnen fabels voor de eeuwigheid te bewaren. Wie weet kan ik er ooit nog eens een bundeltje van maken, al was het maar alleen voor Tim.

Terwijl ik de motor van de auto start, vraag ik: "Was het leuk in de jungle, Tim?"
Heel slaperig klinkt het van achteren: "Jah."
Dan niets meer.

vrijdag 25 februari 2011

Zeesterrenmuziek

Wat heb ik gisteren weer genoten van mijn mamadag. Eerst met Tim ontbijten in de trein naar oma. Dat vonden we allebei gezellig. Zo gezellig, dat Tim 's avonds op de terugweg weer wilde eten en drinken in de trein. Maar ja, toen hadden we net onze buik vol met oma's spagetti.
"Dat snapt Tim," was zijn reactie.
Maar ik had geen alternatief: geen boekjes, geen speelgoed. Dus speelden we met wat er was: de spiegeling in de ruit: gekke bekken trekken, Ernie op zijn muts als poppenkastpop gebruiken. Bovenin de dubbeldekker werd het nog gekker: de ruit stond bol en werkte als een lachspiegel. Weergaloos speelgoed. En gratis. En natuurlijk gingen we paardje rijden om mijn rug en knie: alle gekke peuterpaardrijversjes eindigden allemaal in gooi en smijtwerk. Tja, dat werd stoeien. Gelukkig hadden we vier stoelen voor ons samen. Tim vloog over mijn rug, tussen mijn benen door, op de bank, op zijn kop, dikke pret. Ook voor de medereizigers overigens. Ik zag meermalen grijnzende blikken onze kant op.

'Doen andere papa’s en mama’s dat niet met hun kleine?,' schoot het door me heen. Vaak zie ik papa’s en mama’s in de trein hun kleine snoep of een boekje geven en klinken er vermaningen om stil te zijn. Ik vind dat een dagje uit best een feestje mag zijn. Ook in de trein. En geschreeuw is vrij gemakkelijk te neutraliseren, merk ik: als ik zelf terug ga fluisteren, gaat Tim ook fluisteren.

En overdag hadden we al met oma in een holte van een boom waar regenwater in stond, 'bossoep' gemaakt met takjes ('vermicelli'), blaadjes ('spinazie'), stenen ('bouillonblokjes'), stukjes reeds afgebroken elfenbank ('champignons') en zand ('peper'). En we hadden over boomstammen geklauterd, bedacht welke beestjes er in allerlei holletjes zouden wonen, onze voeten verstopt onder de herfstblaadjes en net gedaan of het herfstblaadjes sneeuwde door handenvol blaadjes over elkaar heen te gooien. Dikke pret.

Voor de schrijfster in mij kwam het hoogtepunt in oma’s auto op weg naar het station. Tim wilde ‘Tim-muziek’ horen, net als bij papa in de auto. Dat had oma niet. Wel Radio 4, waar op dat moment dromerige pianomuziek werd gedraaid. Eeeehh, krab, krab achter mijn oor. Ik verzon ter plekke: Er was eens een koning van de zee: een grote walvis. Hij was jarig en gaf een dansfeest. Alle zeebeestjes waren uitgenodigd. Toen de muziek begon te spelen, gingen de zeesterren gelijk dansen. Zie je ze dansen met hun armpjes, Tim?
“Ja!” riep Tim gelijk.
En zo liet ik achtereenvolgens allerlei zeebeestjes de dansvloer op gaan en vroeg Tim of hij ze zag dansen.
"Ja!" klonk het steeds.
Totdat de muziek ophield. Geschrokken voerde ik een haai op die alle beestjes deed verstijven van schrik. Grote ogen achter me. Maar toen het volgende muziekje begon, een koorstuk, liet ik de haai zeggen dat ie alleen maar wilde meedansen. Dat mocht en de koning danste met hem mee.

Even later haalde papa ons met zijn auto van het station.
Tim: "Zeesterrenmuziek?"
Eeehhh. Die had papa niet. Thuis viste mama snel een cd’tje met dromerige, klassieke muziek uit de kast: zeesterrenmuziek, Tim!

vrijdag 18 februari 2011

Inspiratie van Paul de Blot

Op aangeven van hoogleraar Paul de Blot werk ik al enige tijd aan een boek over inspirerende oud-studenten van Universiteit Nyenrode. Zo interviewde ik Peter Klosse (eigenaar van toprestaurant De Echoput, auteur van diverse boeken over ‘smaak’ en lector gastronomie), heb ik een afspraak voor een interview met Jan Kees de Jager (Minister van Financiën) en met Rob Faltin (voormalig beroepsviolist en therapeut op een angstpoli), en een toezegging voor een interview van Robert Polet (topman van Gucci). Allemaal ‘Nyenrodianen’ die volgens hun medeoud-studenten anderen tot grote hoogten weten te inspireren. Met deze (en hopelijk nog andere – wie weet nog een inspirerende vrouw die aan Nyenrode heeft gestudeerd?) interviewees ga ik op zoek naar hun bronnen van inspiratie en de manieren waarop ze die inspiratie weten over te brengen op anderen. Met als doel om nóg meer mensen het label ‘inspirerend’ te laten veroveren, ontdekken en verdienen.

Gisteren sprak ik er weer over met Paul. Ongelofelijk zoals een 86-jarige, eerbiedwaardige hoogleraar mijn kop weer vol bruisende ideeën weet te krijgen om mijn boek nóg mooier en beter te maken. Over inspirerende mensen gesproken. Hoe doet hij dat? Ik vertelde hem dat de activiteiten van mijn bedrijfje langzamerhand zó divers zijn geworden, dat ik van tijd tot tijd de behoefte tot specialisatie voel om mij meer op één product of dienst te kunnen concentreren. Maar ik kan niet kiezen uit al die leuke dingen: verhalen vertellen is eindeloos leuk, schrijvers begeleiden eindeloos dankbaar, biografieën schrijven over wat mensen waarlijk beweegt is eindeloos inspirerend, les geven over schrijven en vertellen eindeloos verrijkend, … hoe kan ik daar nou iets van opgeven? Ook al zou ik daardoor meer tijd en energie in de andere dingen kunnen steken en daar misschien écht goed in worden?

Paul gaf mij een klein notitieblokje. Hij zei:
“Ik schrijf elke avond voor het slapen gaan heel kort in een paar steekwoorden op wat er die dag is gebeurd en hoe ik me daarbij heb gevoeld, wat ik ervan heb geleerd. Dan geef ik die dag een cijfer van één tot drie: 1: topdag, 2: ik weet het niet, 3: petdag. Het levert me de juiste inzichten op om de volgende dag weer goede richtingen in te slaan naar nieuwe topdagen.”

Na ons gesprek wilde ik nog iemand op Nyenrode spreken die op dat moment zat te lunchen en ik wilde in de bibliotheek nog wat achtergrondinformatie opzoeken. Maar ik had honger en besloot dus eerst in de mensa wat te gaan eten. Omdat mijn kop nog vol zat van het gesprek met Paul, besloot ik om een leeg tafeltje bij het raam uit te zoeken en de boeken in mijn tas even in mijn tas te laten. Ik genoot van het uitzicht op het prachtige park en van verse salades, soep en knapperige broodjes. Niet de kwaliteit van Peter Klosses restaurant, maar wel kilometers beter dan ik mij uit mijn studententijd van de Nyenrodemensa herinnerde. Er vielen mij allerlei gedachten in. Ik zou mijn schrijfplan voor mijn boek wijzigen: een andere structuur die de rode draad beter zou doen uitkomen. Ik realiseerde me dat ik voorlopig geen rigoureuze keuzes moest maken ten aanzien van mijn bedrijfsactiviteiten, maar gewoon de rust moest nemen om mij volledig te concentreren op mijn boek. Alle andere activiteiten even te laten voor wat ze waren. Dan zou zich vanzelf wel weer een moment aandienen waarop ik weer verder zou willen met lesgeven of verhalen vertellen. Of niet. Ook goed. Ik merkte dat ik ervan genoot om waarlijk te proeven wat ik in mijn mond stak. Ik voelde hoe er weer rust in mijn hoofd en hart kwam na mijn bruisende gesprek met Paul, nu ik zat te voelen en te constateren wat er allemaal in mij borrelde, kauwend en proevend. Ik zou voortaan mijn lunch thuis niet meer achter de computer of boeken nuttigen, maar beneden aan de eettafel met een rustig muziekje of wandelend langs het water bij mijn huis. Want deze gewaarwording wilde ik wel elke dag meemaken.


Glimlachend pakte ik Pauls notitieboekje en noteerde wat ik had beleefd, hoe dat voelde en wat ik ervan had geleerd. Topdag.

Dank, Paul!

vrijdag 11 februari 2011

Schrijven en ondernemen

In gezelschap vertellen dat je schrijft en verhalen vertelt, levert altijd reacties op. Vaak zie je al gelijk de romantische fantasieën in de ogen tegenover je beginnen te dansen. Het ís ook heel inspirerend om in de file om je heen te kijken en in elke auto een verhaal te zien. Links zie ik een onrustig kijkende, op zijn tanden bijtende, slungelige jongeman in een ruimzittend kantoorpak met stropdas met pisgoot. Ik fantaseer dat hij na een half jaar in zijn eerste kantoorbaan zich zit af te vragen of zijn beoordelingsgesprek straks wel positief gaat uitpakken na alles wat zijn veeleisende klant hem naar zijn hoofd heeft geslingerd. Heeft zijn zwangere vriendin straks wel een dak boven haar hoofd? Rechts een vrachtwagenchauffeur die in mijn beleving minachtend naar me kijkt. Zou dat er zo eentje zijn die het rijgedrag van met name het vrouwelijk deel der automobilisten graag in de kroeg uit de doeken doet? Huwelijk op de klippen doordat hij zoveel van huis is? In elke stad een liefje? Welk drama zal ik hem eens toedichten?

Ja, ik kijk in de file waarschijnlijk anders om me heen dan de gemiddelde forens. Maar dat betekent niet dat ik alleen maar met inspirerende, romantische en dramatische dingen bezig ben. Van de week was ik op een bijeenkomst van ondernemers uit mijn eigen wijk. We zouden uitwisselen hoe we onze acquisitie aanpakten en elkaar tips geven. Een ondernemersadviseur zou wat theoretische kaders over het thema geven en ik was gevraagd te vertellen hoe ik die theorie in mijn praktijk toepas. (Mijn presentatie is overigens te downloaden op mijn LinkedIn-profiel, zie de link op deze pagina.)

Acquisitie is een duur woord voor opdrachten binnenhalen. De adviseur stak van wal met kwantitatieve methodes om je potentiële doelgroep in kaart te brengen, een plan met begroting te maken voor je marketinginspanningen en nog wat van dat soort cijfers. Ik ben niet zo van de cijfers. Dus ik vertel dat ik op zeker moment als doelgroep had gekozen voor ‘mensen met een beperking’ die voor lotgenoten hun verhaal willen schrijven. Daar had ik al een paar klanten van, dus ik kende hun behoefte. Ik kende ook hun koopkracht (veelal een uitkering) en wist dat ik dus bij hun intermediairs moest zijn. Ik vertelde dat ik niet had uitgerekend hoe groot mijn doelgroep was en hoeveel ze zouden kunnen afnemen of zo, maar dat ik, om de creativiteit op gang te helpen, uitgegaan was van een marketingbudget van €0,-. Ik wilde zo min mogelijk onbezoldigde uren draaien, dus mijn marketing mocht geen half dagdeel of zo per potentiële klant kosten. Geen dure advertenties, duur drukwerk in termen van mailings of flyers rondbrengen of uren bellen naar klanten die nog nooit van me hadden gehoord.

Nee. Ik begon met een informatiestand te regelen op een beurs voor mensen met een beperking in ruil voor een workshop ‘Schrijven voor lotgenoten’ tijdens dezelfde beurs. Ik vertelde dat ik mijn stand ruim van tevoren in mijn digitale nieuwsbrief, op mijn website en via LinkedIn en Twitter had aangekondigd aan mijn netwerk. Dat uiteraard alle workshopdeelnemers mijn visitekaartje en een zelfgeprinte flyer over mijn schrijfcoaching kregen. Dat ik de lijst met deelnemers (vooral de patiëntenorganisaties, lotgenotengroepen, welzijnsorganisaties, etc.) had bestudeerd en nog tijdens de beurs doelgericht organisaties in hun stand had benaderd met een informatiepakketje en een aanbod om eens een schrijfworkshop voor ze te verzorgen of een artikeltje in hun ledenorgaan te schrijven. Dat ik er een blog over had geschreven en deze op Twitter en LinkedIn had uitgevent. Dat ik in mijn stand zelfgeprinte flyers, mijn handleiding "Schrijf uw levensverhaal" en de openbaar uitgegeven boeken van klanten met PTSS had liggen en de stand had aangekleed met zelfgemaakte posters. Dat ik na afloop de websites van de aangesproken deelnemers die positief op mijn babbel hadden gereageerd, had bekeken op wat ik voor hen kon betekenen en hen had nagemaild. Dat ik links naar verschenen artikelen over mij of mijn boeken of diensten op mijn LinkedIn-profiel en website had gezet. Etc.

Zo was ik met heel veel inspiratie, creativiteit en plezier twee dagen bezig geweest voor honderden potentiële klanten (alle leden/klanten van al die organisaties) en mijn marktinginvestering was gelukkig blijven steken op wat visitekaartjes, printpapier en een inktcartridge voor de printer. Tegelijkertijd had ik weer allemaal bijzondere verhalen gehoord van mensen met een beperking die op één of andere manier hun leven weer een positieve draai hadden gegeven. Volop input voor mijn verhalenschrijverij, dus.


Ondernemen hoeft niet saai of riskant te zijn; het is heerlijk inspirerend. Zo moge het zijn.

vrijdag 21 januari 2011

De Indische noodzaak

Door mijn Indische achtergrond trek ik veel Indische klanten die de Tweede Wereldoorlog doorbrachten in het voormalige Nederlands-Indië, al dan niet in een Japans concentratiekamp. Het was zonder meer een tijd waarin de meeste mensen aldaar verschrikkelijke dingen meemaakten. En het is zonder meer waar dat zij na afloop al dan niet tegen wil en dank in een Nederland terecht kwamen dat geen aandacht voor hun verhalen had. Een Nederland dat druk was haar eigen oorlogsleed te verwerken en het land weer op te bouwen. Tragisch, maar een realiteit.

Nu zij in de herfst zijn van hun leven, vinden enkelen onder hen de moed om hun ervaringen op te schrijven. Soms om zelf rust in hun hoofd te krijgen, soms opdat (klein)kinderen kunnen lezen wat hun (groot)ouders hebben meegemaakt, soms om lotgenoten een hart onder de riem te steken. Én soms in de hoop om alsnog erkenning en begrip van het Nederlandse volk te krijgen voor het doorstane leed.

Die laatste hoop strand meestal op de onwil van Nederlandse uitgevers om die memoires of autobiografische romans te willen uitgeven. Enerzijds omdat de huidige markt niet zit te wachten op al die Indische egodocumenten over een relatief ver verleden, anderzijds omdat ze soms simpelweg de literaire kwaliteit missen om publiciteit of verkoopcijfers te genereren. Om uitgegeven te worden door een traditionele uitgever, moet je meer presteren dan alleen een ervaringsverhaal. Er moeten verrassende wendingen in het verhaal zitten, een literaire gelaagdheid die mensen aan het denken zet, het moet lezen als een trein, voortstuwend naar een adembenemende climax, de lezer moet kunnen zien, voelen, ruiken en proeven wat de hoofdpersonen meemaken, etc.

En uitgeven via een POD-uitgever en toch hoge verkoopcijfers genereren, vraagt om heel veel eigen initiatief op marketinggebied van de auteurs zelf. Niets iets waar de gemiddelde, brave Indischman in uitblinkt, want in de Indische cultuur rustte een streng taboe op het jezelf aanprijzen. Reden voor vele Indischen om wederom teleurgesteld de pen weer neer te leggen en zich al dan niet verbitterd te schikken.

Persoonlijk vind ik het echter heel belangrijk dat al die Indische memoires beschikbaar komen voor jongere generaties en andere geïnteresseerden. Niet omdat ik wel hoge verkoopcijfers denk te kunnen genereren, maar omdat ik het leed en de informatiehonger ken van de jongere generaties Indischen. Veel generatiegenoten en hun kinderen met (groot)ouders uit Indië kennen hun familiegeschiedenis niet. Ze weten dus niet waarom hun ouders hen hebben grootgebracht zoals ze dat hebben gedaan. Waarom ze misschien op voor hen onbegrijpelijke momenten ontzettend boos of verdrietig werden. Waarom ze er niet over konden praten. Waarom zij dit of dat wel of niet mochten, terwijl dat voor al hun leeftijdgenootjes de normaalste zaak van de wereld was. Waarom pa of ma zomaar uit hun leven verdween. Probeer dan maar eens vol vertrouwen anderen tegemoet te treden in situaties die je misschien in de verte ergens doen denken aan thuis. Dat gaat niet. Je leeft, denkt en handelt dan slechts vanuit angst. Misschien wel zonder dat je het je realiseert. Misschien omdat je het onbewust heb omgezet in ambitie of zorgzaamheid. Maar diep van binnen blijft het angst. En vroeg of laat blokkeert het je op een ongelegen moment.

Daarom zeg ik aan die Indische klanten: wees realistisch. Verwacht geen hoge verkoopcijfers, maar doe het toch. Voor je (klein)kinderen, voor je lotgenoten en hun kinderen. Voor jezelf. Of desnoods voor de archieven van instituten als het NIOD, zodat informatiebehoeftigen het toch kunnen raadplegen. Het is nodig.

Zo moge het zijn.