Katja Urban: schrijven en leven

Schrijfster, biografe, schrijfcoach, schrijfdocente en verhalenvertelster



dinsdag 29 juni 2010

Dag Peter

Vandaag krijgt Peter Zim Secha de laatste eer. Van zijn familie, zijn vrienden én van INOG'ers.

INOG'ers, zijn Indische lotgenoten. Die lief en leed met Peter deelden. Over opgroeien bij ouders die de Japanse concentratiekampen overleefden. Die daarna terecht kwamen in Indonesiës onafhankelijkheidsstrijd. Die hun land uit werden geknikkerd en in het vreemde, koude Holland een nieuw bestaan moesten opbouwen. Een land waar de mensen zich verschansten tussen de muren van hun huis. Waar ze geen rijst aten, maar aardappels en brood zonder kruidensausjes. Waar ze rond etenstijd niet uitgenodigd werden om mee te eten, maar waar ze gevraagd werden om na het eten terug te komen. Een land dat zelf ook net in oorlog was geweest en geen aandacht had voor die andere, verre oorlog. Waar de mensen dachten dat ze in Indië in hutjes in het oerwoud hadden geleefd, met hun vingers hadden gegeten en een of ander inheems taaltje hadden gesproken. Terwijl veel van onze ouders in grote, koloniale huizen met bedienden hadden geleefd. Belangrijke functies in landsbestuur, bij nutsbedrijven of onderwijs hadden gehad. Waar ze in Indiës rangen- en standenmaatschappij zo trots op waren geweest.

Het was niet gemakkelijk, hè Peter, om groot te worden bij ouders die zo'n verleden met zich meesleepten. Die daar niet over konden praten, omdat je in Indië nu eenmaal niet sprak over emotionele dingen. Zodat je hun regels, woedeuitbarstingen of andere gekke gedrag niet snapte. Of die uit frustratie juist alleen maar over dat verleden spraken en geen aandacht voor jou meer hadden.

Bij de INOG begrepen we elkaar en lachten we samen onze tranen weg. Wisselden we tips voor de toekomst uit. Genoten we van muziek en rijsttafels. Met vallen en opstaan zochten we ieder ons eigen pad.

Jouw pad loopt verder in onze herinneringen en in jouw tips aan ons. Daar zijn we je dankbaar voor. We hopen dat je nu rust in het licht.

Dag, Peter!

donderdag 24 juni 2010

Drama in je tekst

Twee middagen zat Katja te ploeteren op het slot van het derde bedrijf van het toneelstuk. En iedere keer was ik wel weer een stapje verder, maar vond ik het 'niet hèt'. Aan het einde van de tweede middag besloot ik: er zit niet genoeg drama in. Het verhaal kabbelt naar een ongewis einde. Dodelijk, want je wilt dat het publiek met een goed gevoel naar huis gaat na afloop van een bewogen avond. Maar wat moest ik dan voor dramatisch laten gebeuren om dat te bereiken? Ik kon niets passends met voldoende impact verzinnen. Mijn pda ringelde: vijf uur: eten koken, tafel dekken, Tim van de crêche halen, ... Mijn schrijftijd was voor die dag over.

Uiteraard bedacht ik midden in de nacht de oplossing: ik schrok ergens van wakker en terwijl ik me weer omdraaide, schoot het ineens door me heen: ik heb het karakter van de tegenspeelster niet uitgewerkt. Wie was zij? Waarom stelde ze die vragen aan mijn hoofdpersoon? Waarom wilde ze hem helpen? Platte karakters zijn saai en onmogelijk om je door te laten meeslepen. Gelukkig lag mijn pda op het nachtkastje; een paar aantekeningen en ik kon weer met een opgelucht gevoel verder slapen.

De volgende ochtend pakte ik mijn schrijfplan erbij: alle karakters stonden keurig uitgewerkt, behalve de tegenspeelster die pas in het derde bedrijf binnen komt. Die had ik ook pas halverwege het schrijven verzonnen, dus vandaar. Uiteraard wilde de tegenspeelster mijn hoofdpersoon niet uit altruïsme helpen, dat zou saai zijn. Nee, ze moest een dramatisch eigenbelang krijgen. Ik maakte van de integrerende moslima een Afghaanse vluchtelinge die zich van de Taliban nooit had mogen ontwikkelen, met natuurlijk een paar angsige herinneringen aan mislukte pogingen. Dus nu ze in Nederland was, greep ze elke kans aan. Dat ze en passant daarmee mijn hoofdpersoon wel erg confronterende vragen stelde die zijn wereld op zijn kop zouden zetten, tja... Met die plot toog ik aan het werk en uiteraard liep het schrijven vervolgens als een trein.

Mooi vak, heb ik toch!

vrijdag 18 juni 2010

Vertrouw op de wind

Steeds weer ervaar ik dat schrijven net is als vliegeren. Ik zie er enorm tegenop om de vlieger weer tegen die harde, westenwind in de lucht in te krijgen en verzin allemaal smoezen om daar nog maar even niet aan te beginnen. Nog even mijn mail checken, want de wind is niet goed. Nog even die leverancier bellen, want de zon breekt straks wel door. Maar als ik me dan uiteindelijk toch tot de orde roep, mijn Outlook afsluit, de pc off line zet, de telefoon op de voicemail, het document open, begin te lezen wat ik de dag ervoor had geschreven en dit vergelijk met mijn schrijfplan, merk ik dat de wind niet alleen maar hard westers is. Af en toe ook warm of zelfs heet oosters. Ik verken wat er door mijn hoofd waait en probeer. Een windrukje naar rechts, ok, daar ligt een idee. De wind valt even weg, ok, vlieger hoog laten staan en even thee halen. Oh, hij trekt weer aan, die dialoog kan scherper. Dan vlieg ik. Zo leer ik iedere keer weer op de wind te vertrouwen en me erdoor te laten leiden. Wanneer mijn maag begint te rommelen, zet ik zonder aarzelen de pc op standbye en ga lunchen, want ik voel dat ik de vliegerlijn zo weer kan oppakken. Toch lijkt de wind dan soms weer ineens een westerstorm en moet ik mezelf weer dwingen er doorheen te gaan om bij mijn vlieger te komen. Langs allerlei verleidelijke duinen en duinpannen om in te gaan liggen en het oplaten nog even uit te stellen.

In het schrijfplan overheerst de westenwind: per scène uitgewerkt hoe de karakters wat moeten bereiken, in hoog tempo, drama op drama. Maar steeds merk ik weer dat het schrijven zelf regelmatig de oostenwind volgt: aflandig is niet eng of altijd slecht, maar vraagt om een andere benadering en brengt soms onverwachte symbolen.

Mijn maag rommelt. Ojé.

vrijdag 11 juni 2010

Het avontuur van het schrijven

Soms schrijf ik in een paar dagen een vertelverhaal: personage verzinnen met een nare of gekke, karaktertrek, een tegenpersonage met een karaktertrek dat daar haaks op staat, een ridicuul of onmogelijk doel voor het hoofdpersonage verzinnen en gaan met die banaan. Dat is lekker overzichtelijk en altijd een succes op het vertelpodium.

Ook redactiewerk is routine: Eerst de kleine redactie terwijl ik het verhaal doorlees: alles zinnen vlot laten lopen, thema, hoofdpersonen en verhaallijnen inventariseren. Dan de grote vragen checken: kloppen de verhaallijnen en de spanningsbogen, welke onderdelen ontbreken of zijn te uitgekauwd, welk publiek zal dit aanspreken en wat moet er voor hen nog anders, etc.?

Maar dit toneelstuk bezorgt me al weken heel wat meer hoofdbrekens. Misschien omdat de plot van de onderliggende roman een gecompliceerd mensenleven betreft. Misschien omdat er veel tegenpersonages in rondwandelen. Steeds weer als ik wat scènes heb staan, bekruipt me het gevoel verder te moeten versimpelen. Het wordt anders te versnipperd en daarmee te kabbelend, te weinig groot drama. Steeds weer terug naar mijn schrijfplan en weer aanpassen. Dan weer die nieuwe aanpassingen uitschrijven. En weer. En weer. De romanauteur wordt ongeduldig. Ik voel zijn hete adem in mijn nek. De boodschap die hij wil overbrengen, vraagt om een meervoudige plot. Is dat wel verstandig? Hoe houd ik het simpel en adembenemend? Hij wil ook nog humor. Arrrgghh! Regelmatig vlucht ik in het beantwoorden van niet-dringende e-mails, het schrijven van mijn blog, huishoudelijke klussen, ... En dan raap ik mezelf bij elkaar en ploeter weer een paar uur. Het vordert, maar veel en veel langzamer dan mijn andere schrijfwerk. Ik moet mezelf tevreden stellen met één à twee redelijke scènes per dag. Groempf.

donderdag 10 juni 2010

De mallemolen van een beroerte

Terwijl ik twee weken geleden krijgertje speelde met kleine Tim, ging de telefoon
"U spreekt met Henk, verpleegkundige in het Gelderse Vallei Ziekenhuis in Ede."
"Mama! Pakke!"
"Uw moeder is hier vanmiddag opgenomen nadat zij zich onwel voelde."
"Mamaaa! Pakke!"
"Zij heeft een bloeding in het hoofd gehad."
"Maaaaaama!"
"Momentje, alstublieft."
Ik pak Tim op, poot hem boven op papa's schoot achter de pc, maak het gesprek af, bel mijn broer en ma's beste vriendin.

In de auto naar het ziekenhuis heb ik pas tijd om te voelen en ik krijg bijna geen lucht meer.
"Ik wil je nog niet kwijt, mama!" snik ik als een klein meisje.
Ik bel mijn beste vriendinnen en krijg weer een beetje lucht. Uiteraard vertellen zij over lotgenoten die na een hersenbloeding na twee weken weer op hun werk verschenen. Gek genoeg geeft dat toch hoop, hoewel ik nog niets weet over mijn moeders prognose.

In het ziekenhuis volgt de confrontatie met een voorheen topfitte oppasoma die er nu ineens uitziet als een stokoude, vermoeide vrouw. Haar immer aanwezige giechel heeft plaats gemaakt voor onzekerheid. Ze zoekt naar elk woord en is nauwelijks verstaanbaar, gooit onwennig met haar deels verlamde arm haar koffie om. Het schaamrood staat op haar kaken als verplegers toesnellen om haar bed te verschonen en ondanks hun sussende woorden, blijft ze zich verontschuldigen Toch lucht de aanblik me op; nog steeds mijn moeder en geen kasplantje."Die komt er wel weer bovenop," concludeer ik.

De verpleegkundige en de neuroloog maken van de gelegenheid gebruik om mijn broer en mij bij te praten, waarbij de één zich uitput in zorgvuldige bewoordingen en steeds checkt of wij het nog volgen, en de ander plompverloren de opmerking laat vallen dat ze 'bij fatale complicaties niet zullen ingrijpen'. Het dringt totaal niet bij me door wat de man gezegd heeft, maar mijn broer is zo alert om de opmerking te herhalen en om verduidelijking te vragen. Het blijkt erop neer te komen dat de gevolgen van ma's beroerte mee lijken te vallen en dat ze slechts vooruitgang heeft laten zien, maar dat ernstige complicaties in de eerste 24 uur niet uit te sluiten zijn. Mijn broer besluit de nacht in de buurt door te brengen en ik besluit om bij thuiskomst mijn doopkaars op te graven uit een verhuisdoos en aan te steken.

Heeft zo'n kaarsje effect? Wel voor mijn gemoedsrust; ik slaap er goed op. De volgende dag lijkt ma zowaar iets opgeknapt: gekalmeerd komt ze iets verstaanbaarder uit haar woorden en ze lijkt meer controle over haar arm te hebben. Geen fatale complicaties, dus, slechts vooruitgang. We vatten moed.

Broer en zus communicatiemanagers verdelen de taken: een bellijst van familie, collega's en vrienden afwerken, een e-mailverzendlijst samenstellen, bezoek reguleren, etc. 's Middags proberen we vergeefs allebei nog wat te werken; de e-mails blijven binnenstromen.

Mamaaaa!

Ma's wonderbaarlijke hersteltrent in sneltreinvaart zet zich voort. Binnen een week mag ze naar huis en redt ze zich thuis bijna geheel zelfstandig. Na twee weken neemt ze de taxi naar haar school om afscheid te nemen van de laatstejaars leerlingen.

Hoe blij ik daar ook mee ben, mijn eigen leven is een puinhoop. Liep ik al een paar dagen achter op mijn planning, de opdrachten blijven binnen stromen, terwijl mijn moeder veel aandacht vraagt. De achterstand loopt op tot anderhalve week. Ik kan mij financieel niet permitteren opdrachten af te slaan, maar plan nieuwe deadlines bijzonder ruim. Ook mijn schoonmoeder ligt intussen in het ziekenhuis met een nieuwe knie en gaat een langdurig revalidatietraject in, wat om onze mantelzorg vraagt. Ik bel mijn lopende klanten op en herzie mijn planning. Dat geeft lucht.

Aangezien de wekelijkse ' omadagen' plots zijn vervallen, regel ik een extra opvangdag op de crêche van Tim. Het verlicht mijn leven, maar Tim lijdt. Was hij al van slag doordat mama ineens veel weg is en de oma's niet meer komen spelen, een extra crêchedag is de druppel. Het immer gemakkelijke en vrolijke peutertje maakt nu van elk afscheid een drama en elke nacht wordt hij (ik)wel een paar keer wakker: mamaaaaa! Het snijdt door mijn ziel en de onderbroken nachten doen een aanslag op mijn energieniveau.

Ik laat twee reeds betaalde studie-/netwerkdagen schieten en weet zowaar alle redactieopdrachten af te werken met een pluim van de klanten. Dat ruimt op. Stuur er maar gelijk facturen acteraan, maar vergeet de bijbehorende betalingscheck/herinnering in te plannen. Nu die nieuwe versie van dat toneelstuk nog. Het vraagt om een grote zelfdiscipline om mijn prioriteit daar te houden, want mijn mailbox puilt uit. Elke ochtend reserveer ik één uurtje om de meest urgente eruit te vissen en weg te werken. De rest, LinkedIn-updates, mijn blog en Twitter moeten maar wachten.

Creatief schrijven onder deze omstandigheden valt me zwaar, maar goede invallen smaken wel extra zoet. Toch merk ik dat de uitputting toe dreigt te slaan: mijn echtgenoot moet dezer dagen veel incasseren.

Dan een bizarre e-mail van een van mijn beste vriendinnen: haar topfitte vader en goede vriend van mijn moeder heeft een hersenbloeding gehad en ligt in coma. Ik kan het nog niet helemaal bevatten. Vijf dagen later overlijdt hij en moet ik ruimte in mijn agenda vrijmaken voor een crematie met mijn moeder en voor mijn vriendin.

Tim wil vanavond niet in bad (spetter spat!) of naar bed (stoeien!). Hij voelt dat de onrust in zijn leventje nog niet verdwijnen zal en wil allen nog maar thuis bij (en met) mama spelen. Ik moet naar de wc en ontsnap wanneer hij even verdiept is in zijn spel, maar zodra ik de wc-deur dicht doe, klinkt het: "Mamaaaaa!"