Katja Urban: schrijven en leven

Schrijfster, biografe, schrijfcoach, schrijfdocente en verhalenvertelster



Posts tonen met het label speels schrijven. Alle posts tonen
Posts tonen met het label speels schrijven. Alle posts tonen

vrijdag 12 oktober 2012

Symboliek in je levensverhaal

Prachtige Verhalen Schrijven moet het boek gaan heten waar ik momenteel voor een uitgever aan schrijf als ik even geen werk van klanten heb. Vandaag schrijf ik daarin over de prachtige werking van symbolen in je verhaal. Maar al schrijvend, vraag ik me ineens af in hoeverre dat ook van toepassing is op een levensverhaal. Want dat gaat over de werkelijkheid zoals jij dat hebt ervaren. Daar kun je niet even een paar leuke symbolen bij verzinnen die er in het echt helemaal niet waren.

Toch ben ik tal van voorbeelden tegengekomen in mijn praktijk als scrhijfcoach van (auto)biografen waarin dat op een hele mooie manier toch is gelukt. Stel je voor dat je steeds per vliegtuig van land naar land bent verhuisd en in elk land een levensfase hebt doorgemaakt (in Zwitserland geboren, in de VS gestudeerd, in Nederland gewerkt, in Duitsland je gezin gesticht), dan is een vliegtuig een prachtig symbool voor jouw levensverhaal. Mensen uit Indië hebben dat bijvoorbeeld met de oude mailschepen, waarmee ze van en naar Indië en Nieuw-Guinea voeren. Afbeeldingen van die schepen zijn voor hen dan ook populaire plaatjes voor op de omslag. Ook kun je belangrijke gebeurtenissen markeren met gedachteflarden aan andere symbolen uit de lucht- of zeevaart. Vertellen dat je vader niet zozeer de krant zat te lezen als je thuiskwam, maar dat je op de achterkant van die krant een foto van een vliegtuigwiel of scheepsanker zag, waar je verlangend naar keek, omdat je wegwilde uit een benauwende situatie. Of je laat je moeder geen boodschappenlijstje op de achterkant van een enveloppe schrijven, maar op de achterkant van een vliegtuigticket, als symbool voor dat jouw fijne, bekende leventje in dat andere land nu wordt gebruikt als boodschappenbriefje.

Ik had ook een klant die haar levensfasen typeerde in kleuren: groen voor haar idyllische jeugd op een boerderij, zwart voor de oorlogsjaren, rood voor haar turbulente tienerjaren in de voor haar verstikkende jaren ’50, etc. Dan kun je natuurlijk je hoofdstuktitels de namen van kleuren geven, maar je kunt het ook subtieler doen. Bijvoorbeeld door te vertellen dat je tijdens cruciale momenten kleren droeg in die kleur of dat dingen met die kleur je toen juist opvielen of nog anders.

Maar waarom zou je dat eigenlijk doen, symbolen gebruiken? Wel, het is een van de vele manieren om verdieping te geven aan je verhaal. Om jouw verhaal meer literair te laten zijn dan een standaard ervaringsverhaal zoals er zoveel zijn. Om ervoor te zorgen dat jouw verhaal vastplakt op het netvlies van je lezers, want beelden blijven nu eenmaal beter ‘hangen’ dan tekst.

Moet je dan je levensverhaal volstoppen met allemaal symbolen? Nee. Een verhaal moet zonder die symbolen ook op zichzelf al kunnen boeien. En zeker in het begin van je verhaal, adviseer ik altijd om ze terughoudend en alleen wat verdekt te gebruiken, omdat je verhaal anders naar melodrama gaat neigen. Je hoeft ook niet uit te leggen wat die symbolen betekenen in je verhaal; laat de interpretatie vooral over aan de lezer: show, don’t tell! Tegen de tijd dat je verhaal aankomt bij de climax, bij de gebeurtenissen die jou werkelijk hebben gevormd tot de mens die je vandaag bent, kun je ze uiteraard veel opvallender gebruiken; echt ‘in the spotlight’ zetten. Bijvoorbeeld door niet te vertellen dat je vader voorgoed uit je leven verdween en daarmee jouw mogelijkheid om je ‘vliegend’ in plaats van kruipend te ontwikkelen in het leven ook verdween. Maar bijvoorbeeld door te vertellen dat terwijl zijn vliegtuig uit zicht verdween, jij ontdekte dat je schoen kapot was terwijl je te voet naar huis moest of de bus miste of nog anders. Daarmee omzeil je gelijk het melodrama van te moeten melden hoe vleugellam je je voelde; het symbool zegt de lezer al genoeg over jouw emoties. Show, do’nt tell.

vrijdag 17 februari 2012

De autobiografie die een uitgever wil

Sommige debuutautobiografieschrijvers hebben de droom dat hun boek zal worden uitgegeven en beschikbaar komt voor een breed publiek. Als zo iemand zich tot mij wendt, citeer ik een uitgever van een grote uitgeverij, die ooit tijdens een workshop voor debutanten zei: “Wil ik een autobiografie uitgeven, dan moet ie met kop en schouders uitsteken boven de rest, dan moet het beduidend meer zijn dan een ervaringsverhaal.”

Hoe laat je je autobiografie meer zijn dan een ervaringsverhaal? Er zijn vele methoden, maar onlangs kwam een collegaschrijfcoach met een interessante schrijfoefening: herschrijf eens een sprookje vanuit het perspectief van ‘the bad guy’. Dus concreet: herschrijf bijvoorbeeld het sprookje van Hans en Grietje door de heks als ik-figuur op te voeren. Dat kun je ook toepassen in een autobiografie.

Wie dwarsboomde mijn dromen en ambities als kind, als adolescent, als yup? Vooral mijn eigen angst voor wat anderen wel niet van me zouden kunnen denken. Zou ik die angst kunnen opvoeren als een al dan niet menselijke personage die me steeds weer de verkeerde kant op stuurt? Totdat ik ‘m eindelijk overwin? En dan toch af en toe merk dat ie weer zijn kop om de hoek steekt?

Het hoeft ook geen ‘bad guy’ te zijn. Ik zou bijvoorbeeld ook mijn moeder in de ik-vorm kunnen laten vertellen hoe ze mij zag thuiskomen na mijn verblijf in de kibboets, waar ik ‘de liefde van mijn leven’ had ontmoet. Of hoe ze mij aan de telefoon hoorde vertellen over mijn besluit hem toch maar terug naar Israel te sturen, hoe ze mij aanried naar een goede therapeut te gaan of hoe ze de geboorte van mijn zoon (waar ze bij was) ervoer, etc. Op die manier vertel ik niet alleen mijn eigen verhaal, maar ook dat van mijn moeder en laat ik zo de parallellen en verschillen tussen twee generaties zien. Wat roepen mijn lotgevallen bij haar op aan eigen herinneringen, emoties en oordelen over hoe ik ermee omga? Het hoeft natuurlijk niet mijn complete levensverhaal te zijn, ik kan er ook voor kiezen om alleen de gebeurtenissen te vertellen die een bepaald thema raken.

Maar het kan ook nog creatiever: ik zou ook mijn teddybeer op mijn bed kunnen laten vertellen wat ik hem 's ochtends vertelde over mijn dromen van de nacht. Mijn dromen weerspiegelen namelijk altijd wat ik overdag heb meegemaakt. Soms is er wat fantasie nodig om ze te kunnen duiden, maar met name de emoties uit de droom en de emoties van de dag ervoor komen bijna altijd overeen. Ik zou een hele wijze beer kunnen opvoeren die een vaderlijk advies als commentaar op mijn dromen geeft of juist een hele domme of kinderlijke beer die weliswaar een domme of kinderlijke interpretatie geeft, maar die in de kern wel raakt waar het om gaat. Ik kan beer laten vertellen hoe ik hem heb vastgehouden of juist uit bed heb geschopt of laten vallen die nacht in relatie tot de droom. Ook heb ik de gewoonte om ’s avonds in bed in mijn dagboek even mijn slaap verstorende gedachten te noteren. Ik zou kunnen vertellen dat beer heeft zitten meelezen en wat ie daarvan dacht.

Je kunt het zo gek of zo intellectueel maken als je maar wilt: laat de encyclopedie in je boekenkast in de woonkamer maar commentaar geven op de tv-programma’s die je keek, op de mensen die je op bezoek had of op wat je verder in die woonkamer deed. Uiteraard met de nodige historische of psychologische encyclopedische kennis als achtergrond. Of laat je kamerplant commentaar geven op wat ie jou in de woonkamer zag doen vanuit een botanisch perspectief of nog anders.

Wie levert nog meer creatieve ideeën?

donderdag 26 januari 2012

Het kind in mij mag meespelen als ik werk

Verslaafd. Nog niet eens zo lang geleden, in 2001, nog voordat ik begon met Woorden over Leven. Aan computerspelletjes spelen. Hoe simpeler, hoe verslavender. Vaak tot vier uur ’s nachts, met alle gevolgen van dien. Gelukkig leerde ik ermee om te gaan: alleen spelen als beloning na werken, alleen als ik er echt zin in had en nooit als vlucht voor iets waar ik geen zin in had. Dus: luisteren naar mijn hart. Van tevoren een wekker zetten tot wanneer ik mocht spelen. En als ik toch als vlucht zat te spelen, dan moest ik van mezelf onmiddellijk switchen naar mijn dagboek en alles opschrijven wat me dwars zat. Meestal bedacht ik dan al schrijvend een oplossing voor wat me dwars zat en dan verdween ook acuut de wens om te spelen; dan wilde ik aanpakken en doen wat goed voelde. Op zeker moment durfde ik het aan om de spelletjes van mijn pc te verwijderen en als beloning iets anders te gaan doen: een rondje park hardlopen, een echt lekker lunchbroodje maken, even wat zangoefeningen doen. Gewoon tussen het werk door.

Een paar weken geleden kwam ik per ongeluk op een website met simpele computerspelletjes. Even proberen, dacht ik. Eenmaal de weg gevonden, begon ik vaker te spelen. Niet meer ’s nachts, want de straf op een slechte nachtrust is te groot: ik kan niet doodmoe mijn klanten coachen. Maar wel als ik boeken van klanten zat te redigeren. Het voelde gevaarlijker dan vroeger, want zo had niemand het in de gaten. Vroeger oefende mijn echtgenoot nog sociale druk uit: kom nou naar bed! Nu niet. Dagboek dan maar. Maar wat ik ook schreef, ik kwam er niet achter wat me dwars zat. Waar vluchtte ik voor? Vluchtte ik wel? Of had ik gewoon plezier? Waarom stiekem? Waarom niet gewoon ’s avonds na werktijd? De antwoorden bleven verborgen en dat irriteerde me, hoewel het spelen (nog) niet vreselijk de spuigaten uitliep.

Ik ben ook dol op zingen en nu kleine Tim ’s middags niet meer slaapt en dus ’s avonds wat eerder afgevoerd kan, ging ik op zoek naar een laagdrempelige zanggelegenheid in de buurt. Het lokale buurthuis De Ruimte biedt elke woensdagavond Taizéliederen zingen. Dat leek me wel wat. Ik wist dat Taizé een oecumenisch, internationaal klooster in Frankrijk is met een prachtig, internationaal liedrepertoir dat eenvoudig en heel meditatief is van karakter. In mijn oude Janskerk zongen we ook wel eens een Taizélied en die vond ik mooi.

Na de pauze in het buurthuis las de leider van het zanggroepje de Bijbeltekst waarin Jezus zegt: ‘Laat de kinderen tot mij komen.’ Even stilte en dan weer verder zingen. Maar in die stilte gebeurde er iets. Mijn kwartje viel. Toen ik vroeger tot diep in de nacht computerspelletjes speelde, schreef ik vaak in mijn dagboek: “Het kind in mij, kleine Katja, heeft vannacht weer eens wraak genomen.” Daarmee bedoelde ik: ik heb de afgelopen tijd weer te veel willen presteren en te weinig ‘gespeeld’, ontspannen, tijd voor mezelf genomen. Dan nam het kind in mij gewoon de controle over en ging spelen.

Dus is mijn voornemen voor vandaag dat kleine Katja vandaag mee mag achter de pc. Ze mag prominent aanwezig zijn in deze blog, ze mag speelsigheid brengen in de stukken die ik vandaag moet redigeren, ze mag elke twee uur roepen: vijf minuten pauze! En dan kiezen wat voor lekkers ik bij mijn kopje thee ga snoepen (snoep en koek heb ik toch niet in huis, dus dat wordt fruit, zuivel, blokjes kaas of zo) en vanmiddag mag ze ook mee op klantbezoek. Want het is zo belangrijk bij levensverhalen dat ze niet alleen zwaarmoedig of serieus van toon worden, maar dat er ook aandacht is voor de mooie en leuke kanten van het verhaal. En geloof me, zelfs in de meest dramatisch levensverhalen zitten mooie, leuke of speelse elementen als je maar goed doorvraagt. Want ieder mens heeft een kind in zichzelf.

Zo moge het zijn.